Formules en grafieken

Welkom in vwo 4 wiskunde A 
1 / 49
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom in vwo 4 wiskunde A 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we allemaal doen vandaag?
1. Uitleg boek + studiewijzer
2. Planning bekijken
3. Wiskunde :-)
4. Exit-vraag

Slide 2 - Slide

Boek en studiewijzer
Getal en ruimte:
- 3 leerroutes (basis, midden, uitdagend).
- samenvatting per paragraaf (niet per hoofdstuk).
- D-toets aan het einde van het hoofdstuk, gemengde opgaven achterin het boek.

Studiewijzer:
- op classroom, met opdrachten, leerdoelen en filmpjes. 
- kijk goed wat de drukke momenten zijn en wanneer je tijd hebt om in te halen. 

Wiskunde in de bovenbouw = standaard grafische rekenmachine mee

Slide 3 - Slide

Waar zijn we in de planning?

Les 1: 6 sept 1.1A en 1.1B
Les 2: 8 sept 1.2A en 1.2B
Les 3: 13 sept 1.3A
Les 4: 15 sept 1.3B en 1.3C
20 sept Geen les (studiedag)



Les 5: 22 sept 1.4A en 1.4B
Les 6: 27 sept herhaling

Les 7: 29 sept Voortgangstoets over hoofdstuk 1 (weging 2)

Slide 4 - Slide

Wat ga je allemaal leren vandaag?
1. Je kunt een grafiek tekenen bij een lineaire formule.
2. Je kunt evenwijdige lijnen herkennen aan de formule.
3. Je kent de relatie tussen richtingscoëfficiënt en het snijpunt met de y-as en de vorm van een lineaire functie.
4. Je kunt het snijpunt van 2 lineaire lijnen berekenen.
5. Je kunt bij een gegeven Rc en een punt op de lijn de formule opstellen van die lijn.

Slide 5 - Slide

Wat weet je al
van een lineaire formule?

Slide 6 - Mind map

y = ax + b
a: richtingscoëfficiënt (of helling)

b: snijpunt met de y-as (of beginwaarde)

Slide 7 - Slide

Herinnering
Evenwijdige lijnen (lijnen die elkaar nooit snijden) hebben dezelfde richtingscoëfficiënt.

Dus als lijn k evenwijdig loopt met lijn m: y = 3x 
weet je dat lijn k eruit ziet als y = 3x + b

Slide 8 - Slide

Voorbeeldvraag
Lijn m loopt evenwijdig met lijn k: y = 2x - 4.
Lijn m gaat door het punt A(3, -19).

Stel een formule op van lijn m.

Slide 9 - Slide

Uitwerking
Alle gegevens invullen geeft voor lijn m de volgende vergelijking: 

-19 = 2 * 3 + b
-19 = 6 + b
-25 = b

Dus m: y = 2x - 25

Slide 10 - Slide

Bij de Triathlon op de Olympische zomerspelen wordt er, na het zwemmen en fietsen, 10 km hardgelopen. De Zwitser Andrea Salvisberg was al 1,8 km aan het rennen toen de Noor Kristian Blummenfelt zijn fiets neerzette. Uiteindelijk zou Blummenfelt de wedstrijd winnen. Hij rent namelijk 0,34 km per minuut, terwijl Salvisberg slechts 0,26 km per minuut aflegt. Op welk moment haalt de Noor de Zwitser in?

Slide 11 - Open question

Uitleg
De Zwitser moet nog 10 - 1,8 km lopen als de Noor start. Hij loopt 0,26 km per minuut, dus zijn afstand tot de finish is: 8,2 - 0,26t met t in minuten. 
De Noor moet dan nog 10 km lopen en loopt 0,34 km per minuut, 
dus 10 - 0,34t. 
Oplossen: 
10 - 0,34t = 8,2 - 0,26t
1,8 = 0,08t
t = 22,5 minuut

Slide 12 - Slide

Zelf aan de slag
Basis: 3, 4, 5, 10, 11, 12, 13

Midden: 4, 5, 6, 10, 14, 15, 16 

Uitdagend: 4, 6, 7, 14, 15, 16, 17

Twijfel je nog over de route? Kies dan voor 'midden'

Slide 13 - Slide

Exit-vraag:

Omschrijf in je eigen woorden wat een richtingscoëfficiënt is.

Slide 14 - Open question

Rc berekenen en lineaire formules in de praktijk

Slide 15 - Slide

Waar zijn we in de planning?

Les 1: 6 sept 1.1A en 1.1B
Les 2: 8 sept 1.2A en 1.2B
Les 3: 13 sept 1.3A
Les 4: 15 sept 1.3B en 1.3C
20 sept Geen les (studiedag)



Les 5: 22 sept 1.4A en 1.4B
Les 6: 27 sept herhaling

Les 7: 29 sept Voortgangstoets over hoofdstuk 1 (weging 2)

Slide 16 - Slide

Wat ga je allemaal leren vandaag?
1. Je kunt een richtingscoëfficiënt berekenen uit 2 gegeven punten.
2. Je kunt de lineaire formule opstellen bij 2 gegeven punten.

Slide 17 - Slide

Exit-vraag vorige les

Omschrijf in je eigen woorden wat een richtingscoëfficiënt is.

Slide 18 - Slide

Voorbeeldvraag


Gegeven zijn de punten A (3, 10) en B (8, 20). Stel hierbij een formule op. Ga uit van een lineair verband. 

Slide 19 - Slide

Samenvattend
y = ax + b opstellen door 2 punten

Stap 1: a berekenen door 

Stap 2: a, x en y invullen

Stap 3: b uitrekenen en formule geven
ΔxΔy

Slide 20 - Slide

Nu jullie
Nikki begint een eigen kledingmerk. Ze is benieuwd hoeveel T-shirts ze verkoopt als ze de prijzen omhoog zou gooien. Bij haar huidige verkoopprijs van €5,- per t-shirt verkoopt ze er 90 per week. Een week de prijs naar €8,- verhogen leert dat ze er dan nog maar 30 per week verkoopt. Stel hierbij een lineair verband op. 

Slide 21 - Slide

Uitwerking
Er is een formule V = ap + b met V de verkoop per week en p de prijs per T-shirt. Deze lijn gaat door de punten (5, 90) en (8, 30).


V = -20p + b door (5, 90) geeft:
90 = -20 * 5 + b
90 = -100 + b
b = 190
Dus V = -20p + 190

ΔxΔy=853090=360=20

Slide 22 - Slide

Zelf aan de slag
Basis: 20, 21, 22, 24, 28, 29 

Midden: 21, 22, 23, 24, 28, 29 

Uitdagend: 22, 23, 24, 25, 27, 32

Twijfel je nog over de route? Kies dan voor 'midden'

Slide 23 - Slide

Exit-vraag

Wat is de formule van de lijn door A (4, 20) en B (12, 8)?

Slide 24 - Open question

Interpoleren en extrapoleren

Slide 25 - Slide

Waar zijn we in de planning?

Les 1: 6 sept 1.1A en 1.1B
Les 2: 8 sept 1.2A en 1.2B
Les 3: 13 sept 1.3A
Les 4: 15 sept 1.3B en 1.3C
20 sept Geen les (studiedag)



Les 5: 22 sept 1.4A en 1.4B
Les 6: 27 sept herhaling

Les 7: 29 sept Voortgangstoets over hoofdstuk 1 (weging 2)

Slide 26 - Slide

Wat ga je allemaal leren vandaag?

1. Je kunt lineair interpoleren en extrapoleren.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Een pitstop van 1950 duurde 1 minuut en 4 seconden. In 2013 duurde zo'n pitstop nog maar 4 seconden. Hoeveel seconden verwacht je dat een pitstop duurde in 2000? Rond af op 1 decimaal.

Slide 29 - Open question

16,4 seconden
4 - 64 = -60 seconden in 2013 - 1950 = 63 jaar.
Dat is per jaar een verschil van -60 / 63 = - 0,95 seconden per jaar. 
Tussen 1950 en 2000 zit 50 jaar, dus 50 * -0,95 = -47,6 seconden.
64 - 47,6 = 16,4 seconden voor een pitstop in 2000.

Slide 30 - Slide

Interpoleren (2000)




12 - 36 = -24 seconden in 2005 - 1980 = 25 jaar.
Dat is per jaar een verschil van -24 / 25 = - 0,96 seconden per jaar. 
Tussen 1980 en 2000 zit 20 jaar, dus 20 * -0,96 = -19,2 seconden.
36 - 19,2 = 16,8 seconden voor een pitstop in 2000.


Extrapoleren (2015)




4 - 12 = -8 seconden in 2013 - 2005 = 8 jaar.
Dat is per jaar een verschil van -8 / 8 = - 1 seconden per jaar. 
Tussen 2013 en 2015 zit 2 jaar, dus 2 * -1 = -2 seconden.
4 - 2 = 2 seconden voor een pitstop in 2015.
Jaar
1950
1980
2005
2013
Seconden
64
36
12
4
Jaar
1950
1980
2005
2013
Seconden
64
36
12
4

Slide 31 - Slide

Zelf aan de slag
Basisroute: 35, 36, 37

Middenroute: 36, 37, 38

Uitdagende route: 37, 38, 39

Slide 32 - Slide

Exit-vraag:

Denk nog even na over de openingsvraag over pit-stops. Waarom moet je voorzichtig zijn met het maken van voorspellingen op basis van lineair interpoleren of, vooral, extrapoleren?

Slide 33 - Open question

Recht en omgekeerd evenredig

Slide 34 - Slide

Waar zijn we in de planning?

Les 1: 6 sept 1.1A en 1.1B
Les 2: 8 sept 1.2A en 1.2B
Les 3: 13 sept 1.3A
Les 4: 15 sept 1.3B en 1.3C
20 sept Geen les (studiedag)



Les 5: 22 sept 1.4A en 1.4B
Les 6: 27 sept herhaling

Les 7: 29 sept Voortgangstoets over hoofdstuk 1 (weging 2)

Slide 35 - Slide

Wat ga je allemaal leren vandaag?
1. Je kent de begrippen evenredig en recht evenredig en kunt daar een verhoudingstabel bij maken.
2. Je kunt een recht evenredige formule opstellen.
3. Je kent het begrip omgekeerd evenredig en kan daar een formule bij opstellen.

Slide 36 - Slide

Recht evenredig

y = ax

Als x twee keer zo groot wordt, wordt y ook twee keer zo groot.

Lineaire lijn door de oorsprong.

BV: als je 2 keer zoveel uren werkt, krijg je ook 2 keer zoveel betaald.
Omgekeerd evenredig

y = a / x

Als x twee keer zo groot wordt, wordt y twee keer zo klein. 

Hyperbool.

BV: als je 2 keer zo snel fiets, ben je in de helft van de tijd op school.

Slide 37 - Slide

Bij P = 10 hoort a = 4. Stel hierbij een formule op, uitgaande van een recht evenredig verband. 
Bij P = 10 hoort a = 4. Stel hierbij een formule op, uitgaande van een omgekeerd evenredig verband. 

Slide 38 - Slide

Zelf aan de slag
Basisroute: 41, 42, 47, 48, 49

Middenroute: 42, 43, 48, 49, 50

Uitdagende route: 43, 44, 46, 47, 50

Slide 39 - Slide

Exit-vraag:

Eline en Evy doen mee aan een sponsorloop. Eline krijgt €5,- van haar ouders, sowieso, en verder heeft ze €3,75 bij elkaar gespaard aan sponsorgeld per rondje. Evy krijgt geen vast bedrag, maar heeft wel €7,60 per rondje geregeld aan sponsorgeld. Voor welke van deze twee lopers is hun sponsorgeld recht evenredig met het aantal rondjes dat ze rennen?

Slide 40 - Open question

Grafische rekenmachine

Slide 41 - Slide

Waar zijn we in de planning?

Les 1: 6 sept 1.1A en 1.1B
Les 2: 8 sept 1.2A en 1.2B
Les 3: 13 sept 1.3A
Les 4: 15 sept 1.3B en 1.3C
20 sept Geen les (studiedag)



Les 5: 22 sept 1.4A en 1.4B
Les 6: 27 sept herhaling

Les 7: 29 sept Voortgangstoets over hoofdstuk 1 (weging 2)

Slide 42 - Slide

Wat ga je allemaal leren vandaag?
1. Je weet hoe je formules moet invoeren op de grafische rekenmachine.
2. Je weet hoe je kunt rekenen met grafieken (met name maximum, minimum en snijpunten uitrekenen) met de GR.
3. Je weet hoe je op papier moet noteren hoe je de GR gebruikt hebt.

Slide 43 - Slide

Grafische rekenmachine
Plotten: alleen in de GR.

Schetsen: benoem formule en assen en maak een ruwe schets.

Tekenen: benoem formule en assen, geef roosterpunten duidelijk aan en maak een nette tekening.

Slide 44 - Slide

Opties
Maximum

Minimum

Snijpunt




Slide 45 - Slide

Bijvoorbeeld
De afstand tussen een bungeejumper en het platform kan gegeven worden met de formule                        . 

Wat is de maximale afstand die een bungeejumper bereikt? 

Na hoeveel seconden is de bungeejumper 10 meter gedaald?

t3+6t2

Slide 46 - Slide

Wat noteer je?
1: voer in y = [noteer formule]

2: optie [noteer optie] geeft [noteer antwoord]

3: dus [geef antwoord op de vraag] 

Slide 47 - Slide

Zelf aan de slag
Basisroute: 54, 55, 56, 59, 60, 61, 62

Middenroute: 54, 55, 56, 59, 60, 62, 63

Uitdagende route: 56, 57, 59, 60, 63, 64

Dit is heel veel werk. Belangrijker dan dat je het allemaal af hebt, is dat je de opgaven die je maakt, goed maakt, en dat je het goed noteert. 

Slide 48 - Slide

Exit-vraag:

Hoe zeker voel je je op dit moment over de aankomende toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 49 - Poll