Grammatica

Grammatica
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

Op welke 3 manieren kan je de persoonsvorm vinden?

Slide 2 - Open question

Waaruit bestaat het werkwoordelijkgezegde
A
één werkwoord
B
alle werkwoorden in de zin
C
persoonsvorm en onderwerp
D
de persoonsvorm en het volt.dw

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin:

Marieke heeft een zere knie.
A
knie
B
heeft
C
Marieke
D
zere

Slide 4 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
Marieke heeft een zere knie
A
een
B
heeft
C
Marieke
D
een zere knie

Slide 5 - Quiz

Hoe kan je het meewerkend voorwerp vinden?

Slide 6 - Open question

Wat is het onderwerp in deze zin:

Jip en Joep staan in de kou te wachten
A
Jip en Joep
B
wachten
C
Jip
D
Joep

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

Marieke geeft het boek aan Maarten.
A
Marieke
B
geeft
C
Maarten
D
het boek

Slide 8 - Quiz

Benoem het zelfstandig naamwoord:

De laars is vies geworden
A
de
B
laars
C
vies
D
is

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de lidwoorden?

Slide 10 - Open question

Benoem de zelfstandig naamwoorden:

Lars eet graag een appel in de pauze.

Slide 11 - Open question

Benoem het persoonlijk voornaamwoord:

Hij liep naar de bioscoop.
A
liep
B
naar
C
hij
D
bioscoop

Slide 12 - Quiz

Benoem de bijvoeglijk naamwoorden:

Het kleine meisje kreeg een mooie pop.
A
pop
B
mooie
C
meisje
D
kleine

Slide 13 - Quiz