Leesvaardig P2

Leesvaardig P2
Toets in de toetsweek: Hoofdstuk 3 en 5

Check de studiewijzer op Classroom.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leesvaardig P2
Toets in de toetsweek: Hoofdstuk 3 en 5

Check de studiewijzer op Classroom.

Slide 1 - Slide

Welke begrippen met betrekking tot leesvaardig ken je nog?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen toetsweek
- schrijfdoelen en tekstsoorten 
- hoofdzaken en bijzaken
- kernzin
- functies van tekstgedeelten
- tekstverbanden en signaalwoorden
- tekststructuren herkennen


Slide 3 - Slide

Vandaag:
-Laatste uitleg en toelichting voor de toets van volgende week
-Oefentoets (deels) bespreken
-Opdrachten maken in werkboekje: oefenen met       tekststructuren en functies van alinea's. En met verbanden.
-Tijd over: je toets leesvaardig P1 inzien: wat kon beter?
LET VANDAAG EXTRA GOED OP. MAAK AANTEKENINGEN. ZEKER BIJ DE GROENE DIA'S.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Verbanden signaal_woorden

Slide 6 - Slide

Functie van een alinea

Slide 7 - Slide

Toetsvragen, let goed op:
Maak onderscheid bij het beantwoorden van vragen tussen:

1) tekstinhoudelijke vragen (je gaat in op de inhoud)
2)tekststructuurvragen: pas je geleerde vaktermen toe. Denk aan het noemen van verbanden, signaalwoorden, tekststructuur, functie van alinea's, tussenkopjes, deelonderw.
HAAL JE ANTWOORDEN ALTIJD UIT DE TEKST!

Slide 8 - Slide

Beantwoorden van vragen
'Op welke manier zijn alinea 2 en 3 aan elkaar verbonden'?
--> in je antwoord noem je één van de verbanden die je hebt geleerd (opsommend verband, tegenstelling, enz). Kijk hiervoor in de eerste zin van de volgende alinea (eerste zin alinea 3 dus)
'Leg je antwoord uit / hoe kun je dat zien?'
--> in je antwoord noem je het signaalwoord behorend bij dat verband (verder, ook, maar, enz)

Slide 9 - Slide

Beantwoorden van vragen
'Op welke manier zijn alinea 2 en 3 aan elkaar verbonden'?
--> Let op: alinea's kunnen ook met elkaar verbonden zijn dmv een verwijswoord (bijvoorbeeld 'dit' of 'dat') en vind je ook in de eerste zin van de volgende alinea (eerste zin alinea 3 dus)
'Leg je antwoord uit / hoe kun je dat zien?'
--> in je antwoord noem je het verwijswoord (bijv. 'dat') én waar het naar terugverwijst in de vorige alinea.

Slide 10 - Slide

Beantwoorden van vragen
'Uit welke delen bestaat dit verband ?"
--> verband oorzaak-gevolg: je benoemt duidelijk wat de oorzaak is en wat het gevolg.
--> verband middel-doel: je benoemt wat men wil bereiken (=doel) en je noemt de manier waarop men dat voor elkaar wil krijgen (=middel)
->verband opsomming: benoem de dingen die worden opge-somd

'Leg je antwoord uit / hoe kun je dat zien?'
--> in je antwoord noem je het signaalwoord behorend bij dat verband (verder, ook, maar, enz)

Slide 11 - Slide

Beantwoorden van vragen
Herhaal een deel van de vraag in je antwoord.
Antwoord in hele zinnen.
Neem de tijd om goede EN VOLLEDIGE antwoorden te formuleren!
Doe alsof de nakijker echt heel dom is, check of jouw antwoord werkelijk begrijpelijk en leesbaar is (niet: 'je snapt toch wat ik bedoel'. Als het er niet staat, is het fout)

Slide 12 - Slide

Beantwoorden van vragen
Vat een alinea samen. Hoe doe je dat?
-maak onderscheid tussen hoofd- en bijzaken.
-bijzaken = uitleg, toelichting, voorbeelden. Te herkennen aan de signaalwoorden (zoals, zo) en verwijswoorden (dit, die, dat)
-bijzaken waaronder voorbeelden noem je niet in je samenvatting.
-markeer de hoofdzaken. Deze vat je IN EIGEN WOORDEN samen

Slide 13 - Slide

Hoofdzaken/bijzaken
De internationale verontwaardiging over de Roemeense kunstroof in het Drents museum is groot. Dit nieuws siert de krantenkoppen in verschillende landen. Een gouden helm en drie gouden armbanden met een geschatte waarde van bijna 6 miljoen euro werden ontvreemd. De Roemenen zijn woedend en begrijpen niet hoe dit kon gebeuren. Twee verdachten zijn reeds aangehouden. Deze personen kwam de politie op het spoor doordat ze het afvalmateriaal onderzochten en ook de vluchtauto vonden. De speculaties over mogelijke motieven en de toekomst van de gestolen kunstwerken zorgen voor extra dynamiek rondom deze opzienbarende roof.

Slide 14 - Slide

Benoem het verband en de delen ervan


1. Om ervoor te zorgen dat de kinderen niet van de trap vallen, was een traphekje geplaatst.
2. In Limburg heeft het de afgelopen dagen onhophoudelijk geregend. Daardoor zijn er nu overstromingen.
3. Niemand was op de hoogte van het nare nieuws, waardoor er geen paniek uitbrak.
4. Ik ga niet mee naar de film. Ik heb echt een hekel aan horror.

Slide 15 - Slide

Aan de slag: lezen tekst
Bladzijde 188-189: waarom niet vroeger, maar juist nú alles beter is.

Kijk naar de titel, de inleiding en het slot: welke tekststructuur verwacht je bij deze tekst?

Slide 16 - Slide

Maken:
Blz. 186 opdracht 7

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Huiswerk voor de volgende les:

Les 1 (woensdag): Taal H5 opdracht 3,4,5

Les 2 (donderdag): Taal H 5 opdracht 6, 21, 22

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Vandaag:
Nakijken opdracht H 5 opdracht 7

Huiswerk voor week 5:
Les 1: taal H 5 opdracht 22, 27, 28 (in deze les mee aan de slag)

Les 2: Taalverzorging H 2 opdracht 2,3,5,12 -->naamwoordelijk
             gezegde (uitleg tijdens les 1)

Slide 21 - Slide