This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Blok 8 PDO
Slide 1 - Slide
* Leer- en werkboek: Basisboek Opvoeding en Ontwikkeling
*Hoofdstuk: 3
* Telefoon om deel te nemen aan de quizvragen tijdens de les
* Eventueel pen en papier voor aantekeningen
Nodig bij deze les:
Slide 2 - Slide
Wat wordt er in dit hoofdstuk behandeld?
3.1 Hersenen zijn regelkamers (les 1)
3.2 Kijken naar hoe kinderen leren (les 1)
3.3 Kleine kinderen leren zo (les 2)
3.4 Oudere kinderen leren anders (les 2)
Slide 3 - Slide
Wat gaan we vandaag behandelen?
- Terugblik op de vorige les: 4 vragen
- Doelen van deze les
- 3.3 + 3.4
- Huiswerk
Slide 4 - Slide
Terugblik op de vorige les
Tip: maak gebruik van je boek als je het antwoord op de vraag nog even wil checken.
Slide 5 - Slide
Welke begrippen horen NIET bij de rechterhersenhelft?
A
Ritme en kleur
B
Ruimtelijk inzicht en 3D
C
Woorden en volgorde
D
Zintuigen en dagdromen
Slide 6 - Quiz
3.1 Hersenen zijn regelkamers
Slide 7 - Slide
Welke onderzoeker hoort bij het constructivisme? Zoek het op als je het niet zeker weet.
A
Pavlov (Honden)
B
Skinner (Duiventest)
C
Piaget (experimenteren)
D
Vygotsky (interactie en omgeving)
Slide 8 - Quiz
Welke onderzoeker hoort bij het cognitivisme? Zoek het op als je het niet zeker weet.
A
Pavlov (Honden)
B
Skinner (Duiventest)
C
Piaget (experimenteren)
D
Vygotsky (interactie en omgeving)
Slide 9 - Quiz
Welke onderzoeker hoort bij het behaviorisme? Zoek het op als je het niet zeker weet.
A
Pavlov (Honden)
B
Bruner (zelf ontdekkend leren)
C
Piaget (experimenteren)
D
Vygotsky (interactie en omgeving)
Slide 10 - Quiz
Dus..
Constructivisme - Vygotsky
Cognitivisme - Piaget
Behaviorisme - Pavlov
Slide 11 - Slide
Doelen van deze les:
- Je kunt per leeftijdsfase aangeven hoe kinderen leren en welke aspecten belangrijk zijn
-Je kent de volgorde van de ontwikkelingsfasen
Slide 12 - Slide
Paragraaf 3.3 Kleine kinderen leren zo
3.3 Kleine kinderen leren zo
Slide 13 - Slide
Opfrisvraag: Wat oefen je wanneer je een activiteit geeft in de zone van de naaste ontwikkeling?
A
Een activiteit die de leerlingen al kunnen.
B
Een activiteit die ze bijna zelfstandig kunnen, maar nog iets hulp nodig hebben in de vorm van instructie.
C
Een activiteit die te moeilijk voor ze is om zelfstandig te kunnen doen en frustratie opwekt.
Slide 14 - Quiz
De zone van naaste ontwikkeling Kies iets wat past bij de interesse van het kind én wat hem uitdaagt om een stapje verder te zetten in zijn ontwikkeling.
Deze leertheorie valt onder het constructivisme.
Vraag: wie is de grondlegger van deze visie?
Belangrijk! Komt in alle drie de leerjaren op deze opleiding terug.
3.1 Uitdagen met activiteiten
Slide 15 - Slide
We gaan in de komende 3 sheets kijken naar de volgende fasen:
0 tot 2 jaar: sabbelen en imiteren
2 tot 4 jaar: tussen fantasie en werkelijkheid
4 tot 6 jaar: de wereld willen begrijpen
3.3 Kleine kinderen leren zo
Slide 16 - Slide
Sensomotorische fase
0-4 maand: reflexen, gedrag aanpassen aan omgeving, reageert op prikkels
4-8 maand: baby ontdekt dat gedrag invloed heeft op omgeving (kiekeboe)
8-12 maand: gebeurtenissen voorspellen (huilen als moeder jas aandoet)
observeren en nadoen
objectpermanentie (iets blijft bestaan ook als is het uit beeld)
12-18 maand: experimenteren, verdere ontwikkeling van objectpermanentie (verder zoeken) imiteren en onthouden
18-24 maand: inbeelden en nadenken (mentale representatie)
Opdracht: lees blz. 77 de alinea objectpermanentie en blz. 78 de alinea
mentale representatie
3.3 Kleine kinderen leren zo
0 tot 2 jaar: sabbelen en imiteren
Slide 17 - Slide
pre operationele fase
- Het kind ordent en benoemt de wereld om zich heen.
Mentale representatie wordt sterker
- Animistisch denken : gelooft dat voorwerpen kunnen denken en gevoelens hebben (troosten van een gevallen knuffel)
- Magisch denken (moeite met onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid)
Opdracht: lees op blz. 79 de alinea animistisch. Wie heeft een voorbeeld vanuit de stage? Hoe zou je dit begrip kunnen onthouden? Ezelsbruggetje
3.3 Kleine kinderen leren zo
2 tot 4 jaar: tussen fantasie en werkelijkheid
Slide 18 - Slide
pre operationele fase - Beter logisch redeneren, dus magisch denken neemt af.
- Moeite om aandacht op verschillenden dingen te richten, focus op 1 factor (centratie)
- Moeite met conservatie (= hoeveelheid blijft gelijk ondanks dat vorm verandert)
Kijkvraag: het eerste meisje zit in de fase die we nu bespreken: de pre operationele fase. In welke fase zit het tweede meisje? Schrijf het op. Tip: gebruik je boek bij twijfel. Kijk bij 3.4
We gaan in de komende 3 sheets kijken naar de volgende fasen:
6 tot 10 jaar: in de wereld staan
10 tot 12 jaar: logisch denken
13 tot 20 jaar: problemen oplossen
3.4 Oudere kinderen leren anders
Slide 22 - Slide
Volgende fase: concreet operationele fase
- Geheugen en concentratie worden beter
- Psychisch opereren
- Eerst nadenken dan actie
- Minder impulsief
- Magisch denken neemt af
- Minder naïviteit
Opdracht: lees blz. 83 bovenste alinea
Welk voorbeeld van magisch denken vervalt rond de leeftijd van 8 jaar?
3.4 Oudere kinderen leren anders
6 tot 10 jaar: in de wereld staan
Slide 23 - Slide
Welke fase kwam voor deze concreet operationele fase?
A
formeel operationele fase
B
pre operationele fase
Slide 24 - Quiz
- Voldoende taalvaardig om ingewikkelde begrippen uit te leggen
- Logisch denken is ontwikkeld
- Zelfstandig kennis opdoen
- Beter abstract denken (nadenken over dingen die je niet ziet/voelt)
- Reflecteren (bewust van wat anderen denken/doen)
- Discussie
3.4 Oudere kinderen leren anders
10 tot 12 jaar: logisch denken
Slide 25 - Slide
Volgende fase: formeel operationele fase
- Actief oplossen van problemen d.m.v strategieën
- Veel nadenken over abstracte zaken en wereldse problemen
- Veel slaap nodig, worden laat moe door hormonen
Vraag: merkte jij jouw overstap naar deze fase? Hoe uitte zich dat?
3.4 Oudere kinderen leren anders
13 tot 20 jaar: problemen oplossen
Slide 26 - Slide
Belangrijk om te onthouden:
Fasen in deze besproken periode:
Concreet operationele fase: 6 tot 12 jaar
Formeel operationele fase 12 tot 15 jaar
3.4 Oudere kinderen leren anders
Slide 27 - Slide
Wat weet je nog van deze les?
5 vragen
Slide 28 - Slide
Paragraaf 3.3 Bij welke leeftijd past het magisch denken (bv. in kabouters) het beste?
A
0 tot 2 jaar
B
2 tot 4 jaar
C
4 tot 6 jaar
D
6 tot 8 jaar
Slide 29 - Quiz
Paragraaf 3.3 De knuffel van Joshua is gevallen. Joshua troost zijn knuffel. Welk begrip over zijn manier van denken valt hieronder?
A
Conservatie
B
Magisch denken
C
Animistisch denken
D
Objectpermanentie
Slide 30 - Quiz
Paragraaf 3.4 Jolijn begrijpt dat een smal hoog glas niet betekent dat in dat glas meer water kan dan in een breed lager glas.
Van welk begrip is hier sprake?
A
Conservatie
B
Magisch denken
C
Animistisch denken
D
Objectpermanentie
Slide 31 - Quiz
Paragraaf 3.4 Pubers komen vaak laat in slaap door bepaalde hormonen. Is dat waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar
Slide 32 - Quiz
Paragraaf 3.3 en 3.4 Wat is de juiste volgorde van onderstaande fasen? Formeel operationele fase Sensomotorische fase Pre operationele fase Concreet operationele fase
A
For- Con- Sen- Pre
B
Pre-Sen- Con- For
C
Sen-Pre-Con-For
D
Con-Sen- For- Pre
Slide 33 - Quiz
Open vraag: wat vond je van deze les? Wat vond je fijn en wat zou je graag anders zien?
Slide 34 - Open question
Huiswerk voor komende week/periode:
-maak de opdrachten van 3.3 en 3.4 in je werkboek.
Alle opdrachten van dit hoofdstuk moeten uiterlijk vrijdag 28 mei 2021 zijn ingeleverd in Cumlaude
-lees 7.1 en 7.2 uit het basisboek 'Didactiek, communicatie en organisatie' ter voorbereiding op de volgende les.
Dan herkent je brein tijdens de les de informatie en verwerk je het beter.
~Succes~
Kijktip: https://www.youtube.com/watch?v=17OGvO-lQ54 Kort filmpje over de negen aangeboren reflexen van een baby