H1 Geldzaken

1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Henk zet € 100 op spaarrekening
A
spaarmiddel
B
ruilmiddel
C
rekenmiddel

Slide 8 - Quiz

Anne betaalt € 300 van haar lening terug aan de bank
A
spaarmiddel
B
ruilmiddel
C
rekenmiddel

Slide 9 - Quiz

Tim koopt € 200 boodschappen bij de AH
A
spaarmiddel
B
ruilmiddel
C
rekenmiddel

Slide 10 - Quiz

Luc betaalt een broodje van € 2,50 met een briefje van € 10 en krijgt € 7,50 terug.
A
spaarmiddel
B
ruilmiddel
C
rekenmiddel

Slide 11 - Quiz

De prijs van een fiets is met € 200 gestegen
A
spaarmiddel
B
ruilmiddel
C
rekenmiddel

Slide 12 - Quiz

Sofie wisselt € 500 om in $ 496
A
spaarmiddel
B
ruilmiddel
C
rekenmiddel

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Chartaal geld
Giraal geld
Geen geld          (in NL)
Bankbiljet van € 10
Euromunt € 2
€ 1.000 op bankrekening
Briefje van $ 10 dollar
€ 500 op spaarrekening

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Slide

Wat gebeurt er met de maatschappelijke geldhoeveelheid wanneer Bart € 10 uitleent aan Kas?
A
blijft gelijk
B
wordt groter
C
neemt af

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er met de maatschappelijke geldhoeveelheid wanneer de bank € 200 uitleent aan Thijmen?
A
blijft gelijk
B
wordt groter
C
neemt af

Slide 18 - Quiz

Wat gebeurt er met de maatschappelijke geldhoeveelheid wanneer Thijmen € 100 van het geleende geld aflost?
A
blijft gelijk
B
wordt groter
C
neemt af

Slide 19 - Quiz

Wat gebeurt er met de maatschappelijke geldhoeveelheid wanneer Coco € 50 pint?
A
blijft gelijk
B
wordt groter
C
neemt af

Slide 20 - Quiz

Wat gebeurt er met de maatschappelijke geldhoeveelheid wanneer Isabel haar boodschappen bij AH met pin betaalt?
A
blijft gelijk
B
wordt groter
C
neemt af

Slide 21 - Quiz

Doelen: Ik kan:
1. toelichten wat bedoeld wordt met geld als algemeen aanvaard ruilmiddel.
2. de verschillende functies van geld beschrijven.
3. voorbeelden geven van chartaal en giraal geld.

Nu lezen Geldzaken tot paragraaf 1.2
Maken en nakijken opgaven 1 t/m 5

Straks nabespreken!
Klaar? Maak rest H1

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Waarmee kun je allemaal betalen?

Slide 24 - Mind map

Nu maken en nakijken rest H1 (inclusief zelftest)
Straks nabespreken!

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide