stijlfiguren en beeldspraak

Hij ging er als een haas vandoor.
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Hij ging er als een haas vandoor.
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 1 - Quiz

'Dat is een leuk sommetje', zei de winnaar van de hoofdprijs in de Staatsloterij.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
pleonasme

Slide 2 - Quiz

Deze uitnodiging komt mij niet ongelegen.
A
understatement
B
paradox
C
litotes
D
woordspeling

Slide 3 - Quiz

Als je twee synoniemen in een zin gebruikt, doe je iets dubbelop. Hoe heet die stijlfiguur?
A
pleonasme
B
herhaling
C
tautologie
D
opsomming

Slide 4 - Quiz

Het leven lachte hem toe, maar zijn studieboek staarde hem misprijzend aan.
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
tegenstelling

Slide 5 - Quiz

Toen Paul de Leeuw het podium opkwam, lag de zaal al plat.
A
metonymia
B
metafoor
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 6 - Quiz

Jantje is een schat van een kind.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 7 - Quiz

Jouw kamer is als een paleisje!
Parabool -> milder dan de realiteit
Hyperbool -> heftiger dan de realiteit
Ironie -> milde spot
Sarcasme -> heftige spot
A
vergelijking
B
metafoor
C
ironie
D
hyperbool

Slide 8 - Quiz

Wat is het hier een zwijnenstal.
A
sarcasme
B
vergelijking
C
hyperbool
D
metafoor

Slide 9 - Quiz

(als het regent ) 'Wat een heerlijk weertje buiten!'
A
metafoor
B
sarcasme
C
ironie
D
hyperbool

Slide 10 - Quiz

Wel ja, ga vooral door met niets doen, da ga je het zéker halen!
A
sarcasme
B
ironie
C
hyperbool
D
metafoor

Slide 11 - Quiz

Wil je ziek worden?
A
tegenstelling
B
retorische vraag
C
overdrijving
D
tautologie

Slide 12 - Quiz

Soms zijn je vrienden een groter gevaar dan je vijanden
A
paradox
B
ironie
C
tegenstelling
D
opsomming

Slide 13 - Quiz

Ik WORD KNETTERGEK van je gezeur.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 14 - Quiz

De bewoners waren ONAANGENAAM VERRAST door de rellen in de wijk.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 15 - Quiz

Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.
A
Paradox
B
Antithese

Slide 16 - Quiz

Mijn tante heeft voor één ochtend in de week een INTERIEURVERZORGSTER.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 17 - Quiz

'NIET ONAARDIG gedaan', zei mevrouw Ducroo over mijn 9,7 voor Frans.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 18 - Quiz

Het was een groots cadeau, nou ja, een groot cadeau, nou ja, een aardig cadeautje
A
repetitio
B
climax
C
anticlimax

Slide 19 - Quiz

Welk stijlfiguur is: Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood
A
eufemisme
B
chiasme
C
hyperbool
D
ironie

Slide 20 - Quiz