Lesson 2 (2)

Today 
  1. WRTS time!
  2. Homework check
  3. Grammar uitleg: the gerund
  4. (home)work
  5. Looking back
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Today 
  1. WRTS time!
  2. Homework check
  3. Grammar uitleg: the gerund
  4. (home)work
  5. Looking back

Slide 1 - Slide


Aan het einde van deze les..

  1.  .. weet je wat the gerund is.
  2. .. weet je hoe je the gerund kunt gebruiken. 
  3. .. heb je extra geoefend met de words, phrases & grammar van lesson 2.



Slide 2 - Slide

timer
5:00

Slide 3 - Slide

2. Homework check
Homework was:
Maken:
  • exc. 16 t/m 18 
Markeer bij exc. 16 de zinnen uit de tekst waar je
je antwoord uithaalt.
  • Slimleren.nl: klaargezet huiswerk
- a / an / the
- were / where / we're
- some / any


Please, open p.63

Check together:
exc. 16/17/18

Slide 4 - Slide

The gerund
Please, take out your notebook.

Slide 5 - Slide

Gerund

Slide 6 - Slide

Wat is 'het onderwerp'?

Slide 7 - Open question

Wat is 'een werkwoord'?

Slide 8 - Open question

Wat is 'een voorzetsel'?

Slide 9 - Open question

Gerund
Neem dit over in je schrift:
  • Eindigt altijd op -ing..
  • Lijkt op een werkwoord, maar is het dus niet! Je gebruikt het...

  1.  Als het onderwerp van de zin. 
    Example: Biking in the mall is forbidden. 
  2.  Na voorzetselsExample: She's fond of cycling.
  3.  Na werkwoorden die zeggen hoe je iets vindt. (like, love, hate, enjoy, etc.) Example: I love going to the movies. 

Slide 10 - Slide


Thanks for inviting me to the party!
A
Onderwerp
B
Werkwoorden (die zeggen hoe je iets vindt)
C
Voorzetsels

Slide 11 - Quiz


Smoking is forbidden in this school.
A
Onderwerp
B
Werkwoorden (die zeggen hoe je iets vindt)
C
Voorzetsels

Slide 12 - Quiz


I enjoy spending time with you.
A
Onderwerp
B
Werkwoorden (die zeggen hoe je iets vindt)
C
Voorzetsels

Slide 13 - Quiz

Gerund
Neem over in je schrift: 
Je gebruikt de 'gerund' ook als een soort zelfstandig naamwoord:

1. Na werkwoorden die 'begin', 'einde', of 'doorgaan' aangeven. (start, begin, finish, go on, etc.)
Example: Everybody had finished writing

2. Na een aantal andere werkwoorden. (delay, postpone, put off, imagine, consider, avoid, etc) 
Example: I put off learning vocabulary for a whole week.

3. Na een aantal uitdrukkingen. (it's no good, it's no use, it's worth, can't help, to be busy, etc)
Example: She can't help singing all day long. 

Slide 14 - Slide


It's worth trying to sell it.
A
Werkwoorden (begin, einde, doorgaan)
B
Uitdrukkingen
C
Andere werkwoorden

Slide 15 - Quiz


He put off seeing her.
A
Werkwoorden (begin, einde, doorgaan)
B
Uitdrukkingen
C
Andere werkwoorden

Slide 16 - Quiz

Op een rijtje..

Slide 17 - Slide

5. (Home)work


Friday,  March 31st:
Maken:
  • exc. 19/20 (p.64, 65)
  • Unit 5, lesson 2, practise more ALLEEN WORDS & GRAMMAR! (online)

Leren
  • words lesson 1 & 2 (p.96)
  • phrases, lesson 2

  • Voor jezelf
  • In stilte
  • Tijd tot afsluiting van de les.
  • Muziek mag
  • Klaar? Dan leren via WRTS (linkje in Classroom)

Slide 18 - Slide


Leg in je eigen woorden uit wat 'the gerund' is en hoe je deze kunt gebruiken.

Slide 19 - Open question