Omnia college NE klas 1 thema 4 pv ow wwg

pv - ow - wg
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

pv - ow - wg

Slide 1 - Slide

pv - ow - wg
pv (persoonsvorm) = ww dat vooraan komt bij een vraagzin

ow (onderwerp) = wie / wat + pv?  (hoort bij de pv)

wg (werkwoordelijk gezegde) = alle werkwoorden uit de zin

Slide 2 - Slide

Wat is de pv?
Mijn vader heeft nog nooit gerookt.
A
mijn vader
B
heeft
C
heeft gerookt
D
nog nooit

Slide 3 - Quiz

Wat is het ow?
Wie eet er morgen een pizza?
A
wie
B
eet
C
een pizza
D
morgen

Slide 4 - Quiz

Wat is het wg?
Hij moet vaak plassen.
A
moet
B
vaak plassen
C
moet vaak plassen
D
moet plassen

Slide 5 - Quiz

Wat is het ow?
Vanmiddag komt er een fotograaf op school.
A
vanmiddag
B
komt
C
een fotograaf
D
op school

Slide 6 - Quiz

Wat is het wg?
Hij is zijn huiswerk aan het maken.
A
is
B
is maken
C
is aan het maken
D
zijn huiswerk

Slide 7 - Quiz

Wat is het wg?
Mijn buurjongen staat te huilen.
A
staat
B
staat huilen
C
mijn buurjongen
D
staat te huilen

Slide 8 - Quiz

Wat is het ow?
Het heeft hard geregend vanmiddag.
A
geregend
B
het
C
vanmiddag
D
heeft

Slide 9 - Quiz

Wat is het ow?
De frietjes waren lekker.
A
frietjes
B
de frietjes
C
waren
D
lekker

Slide 10 - Quiz