5.7 Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

5.7 Grammatica

Lesdoelen

• je leert wat een bijvoeglijk naamwoord is
• je leert wat een voorzetsel is
• je leert wat een telwoord is

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).

bijvoorbeeld: de hond - de bruine hond

                                         de lieve hond

hond is een zelfstandig naamwoord en bruine en lieve zegt iets over de hond. 

blaffende en lieve is dus een bijvoeglijk naamwoord.

Bijvoeglijk naamwoord

Hond is een zelfstandig naamwoord en bruine en lieve zegt iets over de hond. 

bruine en lieve is dus een bijvoeglijk naamwoord.

Bijvoeglijk naamwoord

Meer voorbeelden:

Het leuke vak

De schattige kinderen

Een geweldig plan

Het groene gras

De moeilijk sommen

Een piepklein muisje

Voorzetsel

Een voorzetsel (vz) kun je gebruiken 

om aan te geven waar iets is.

bijvoorbeeld: 

op, in, uit, onder, boven, tussen, achter, voor, naast, bij, om, van

je kunt de kast  als hulpmiddel gebruiken (in de kast, op de kast, boven de kast, achter de kast, uit de kast enz.)

Voorzetsel 

Maar ook woorden die aangeven wanneer iets is, zoals: 

na, tijdens, vanwege, sinds, gedurende

zijn voorzetsels.

Je kunt dan de de vakantie  als hulpmiddel gebruiken:

vanwege de vakantie, tijdens de vakantie, gedurende de vakantie, sinds de vakantie enz.

Telwoorden

Telwoorden (tw) zijn woorden die een aantal of hoeveelheid aangeven. 

Bijvoorbeeld: 

vier, honderd, veel, eerste, derde, duizendste, middelste, laatste.

Aan het werk

5.7 Grammatica

Bladzijde 108 t/m 112