klas A2a Studyflow F1

F1.1
Zinsbouw, Stijl en formuleren
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

F1.1
Zinsbouw, Stijl en formuleren

Slide 1 - Slide

F1.1
Helder formuleren

Slide 2 - Slide

Lijdende en bedrijvende vorm: de bedrijvende vorm heeft de voorkeur.
  • bedrijvende vorm (actief)
Het onderwerp van de zin doet iets.

De docent kijkt de toets na.

  • lijdende vorm (passief)
Het onderwerp van de zin ondergaat iets.

 De toets wordt nagekeken door de docent.

Slide 3 - Slide

  • Een in zin de lijdende vorm:

  • bevat vaak de hulpwerk woorden worden en zijn;
  • bevat vaak het woord door.
Je gebruikt worden in de lijdende vorm als de actie nog niet voorbij is.
Je gebruikt zijn in de lijdende vorm als de actie afgerond is.
Opa laat de hond uit. > actie is nog gaande > De hond wordt door opa uitgelaten
bedrijvende vorm                                             lijdende vorm

Opa heeft de hond uitgelaten. > de actie is voorbij (VD) > De hond is door opa uitgelaten
bedrijvende vorm                                                                lijdende vorm

Slide 4 - Slide

Lijdende en bedrijvende vorm: de bedrijvende vorm heeft de voorkeur.
Je gebruikt worden in de lijdende vorm als de actie nog niet voorbij is.
Je gebruikt zijn in de lijdende vorm als de actie afgerond is.
Opa laat de honden uit. > actie is nog gaande > De honden worden door opa uitgelaten
Opa heeft de honden uitgelaten. > de actie is voorbij (VD) > De honden zijn door opa uitgelaten


  • Een in zin de lijdende vorm:

  • bevat vaak de hulpwerk woorden worden en zijn;
  • bevat vaak het woord door.

Slide 5 - Slide


De nieuwe stationshal is door de burgemeester geopend.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 6 - Quiz


De wedstrijd zal volgend weekend wat later starten.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 7 - Quiz

Als je een van een lijdende vorm een bedrijvende vorm wilt maken, moet je
het onderwerp veranderen in een lijdend voorwerp. En maak je degene die de handeling verricht het onderwerp van de zin.

De honden worden door opa uitgelaten.

Het onderwerp 'De honden' wordt het lijdend voorwerp van de zin 
en degene die de handeling verricht maak je het onderwerp van de zin.

De honden worden door opa uitgelaten > Opa laat de honden uit.
                                                                     ow              lv

Slide 8 - Slide

Als je een van een lijdende vorm een bedrijvende vorm wilt maken, moet je letten op de werkwoorden en de tijd waarin ze staan.

Staat er worden in de lijdende vorm, dan is de actie nog niet voorbij.
Staat er zijn in de lijdende vorm als de actie afgerond is.

De honden worden door opa uitgelaten > Opa laat de honden uit.
(de actie is nog niet voorbij-lijdende vorm    bedrijvende vorm

De honden zijn door opa uitgelaten > Opa heeft de honden uitgelaten
(de actie is voorbij -lijdende vorm)                 bedrijvende vorm

Slide 9 - Slide

Als je een van een lijdende vorm een bedrijvende vorm wilt maken, moet je letten op de werkwoorden en de tijd waarin ze staan.

Let op: als de tijd van de pv in de verleden tijd staat, dan moet dat ook in de zin met de bedrijvende vorm zo zijn.

De honden werden door opa uitgelaten > Opa liet de honden uit.
(de actie is nog niet voorbij-lijdende vorm    bedrijvende vorm

De honden waren door opa uitgelaten > Opa had de honden uitgelaten
(de actie is voorbij -lijdende vorm)                 bedrijvende vorm

Slide 10 - Slide


De mentale gezondheid van de patiënt werd door de arts als 'goed' beoordeeld.
Welke zin komt overeen wat betreft de betekenis en de tijd van de pv?
A
De arts beoordeelde de geestelijke gezondheid van de patiënt als 'goed'.
B
De arts beoordeelde de fysieke gezondheid van de patiënt als 'goed'.
C
De arts beoordeelt de geestelijke gezondheid van de patiënt als 'goed'.
D
De arts beoordeelt de lichamelijke gezondheid van de patiënt als 'goed'.

Slide 11 - Quiz


Zo'n mysterieus verhaal wordt door niemand geloofd.

Welke zin komt overeen wat betreft de betekenis?
A
Niemand geloofde zo'n raadselachtig verhaal.
B
Niemand gelooft zo'n raadselachtig verhaal.
C
Niemand gelooft zo'n bijzonder verhaal.
D
Niemand geloofde zo'n bijzonder verhaal.

Slide 12 - Quiz


Zet de zin in de lijdende vorm om in de bedrijvende vorm.

Het proefwerk is vorige week nagekeken door de docent.

Slide 13 - Open question


Zet de zin in de lijdende vorm om in de bedrijvende vorm.

Het proefwerk werd door de docent nagekeken.

Slide 14 - Open question


Zet de zin in de lijdende vorm om in de bedrijvende vorm.

Het proefwerk wordt door de docent nagekeken.

Slide 15 - Open question

Zelf aan de slag:


Maak Lt2 af als dat nog niet af is.
Maak F1.1 en F1.2

Slide 16 - Slide

Aanhalingstekens

Omdat in de directe rede letterlijk wordt herhaald wat iemand gezegd heeft, staat dat deel tussen aanhalingstekens: "..."


Freek vraagt: "Wanneer krijg ik nieuwe voetbalschoenen?"




Slide 17 - Slide


Neem de zin over en gebruik hoofdletters waar nodig, een dubbele punt en aanhalingstekens.
mijn zus riep blijf van mijn kleren af!

Slide 18 - Open question


Neem de zin over en gebruik hoofdletters waar nodig, komma('s) waar nodig en aanhalingstekens.
vind je het goed als ik meega antwoordde ik.

Slide 19 - Open question

Let op
 
Soms bestaat een citaat uit verschillende delen.
Beide delen krijgen aanhalingstekens.
• Het eerste deel krijgt aan het einde een komma vóór de sluittekens.
Na het deel dat geen citaat is, komt weer een komma.
• Het tweede deel van het citaat begint niet met een hoofdletter.

"Ik ga slapen," zei mijn broertje, "want ik ben zo moe."

"Ik ga slapen," zei mijn broertje, "want ik ben zo moe."





Slide 20 - Slide


Neem de zin over en gebruik hoofdletters waar nodig, komma('s) en aanhalingstekens.
ik kom al riep sander nog even mijn veters strikken

Slide 21 - Open question

  • Gedachten worden zonder aanhalingstekens geschreven.

Ik dacht: wat een suffe middag is dit.              wel een dubbele punt, 
                                                                         geen ".." en geen hoofdletter.

 Andere gevallen waar aanhalingstekens gebruikt worden:
  •  Als je een woord ironisch bedoelt:

Hij eet vanavond weer eens 'gezond'. (Je bedoelt hamburgers met frietjes.)

Dat was nog eens een 'nieuwtje'. (Dat was dus oud nieuws.)





Slide 22 - Slide


In welke zin zijn de leestekens op de juiste manier gebruikt?
A
Hij dacht: "ik heb wel zin in een ijsje."
B
Hij dacht: ik heb wel zin in een ijsje.
C
Hij dacht: Ik heb wel zin in een ijsje.
D
Hij dacht: "Ik heb wel zin in een ijsje."

Slide 23 - Quiz


Neem de zin (ironisch bedoeld) over en gebruik hoofdletter(s) en  leestekens waar nodig.


durf je dat ook recht in mijn gezicht te zeggen vriend 

Slide 24 - Open question

  • Als je een woord in de tekst wilt benadrukken, omdat het een bijzonder of ongebruikelijk woord is:


De leerlingen vonden dat wel 'chill'.

De zogenaamde 'chickflicks' worden steeds populairder.

Hun gedrag was erg 'aso'.


Slide 25 - Slide

aanhalingstekens juist gebruikt.
aanhalingstekens onjuist gebruikt.
Mijn 'sportieve' broer zit alleen maar te gamen.
Deze bakker bakt 's ochtends vroeg 'vers' brood.
"Deze tekening is gemaakt door 'Pim'", zei de juf.
"Een kopje thee voor vier euro," zei mijn vader, "wat 'spotgoedkoop'!"

Slide 26 - Drag question

Zelf aan de slag:

Maak: Studyflow Lt2 Test Jezelf (nogmaals).

Klaar: Maak Nieuw Nederlands h.1 beeldspraak (online)
          Lees de uitleg, voordat je de opdrachten maakt. 



Slide 27 - Slide