2.2 Rivieren van ijs

1 / 25
next
Slide 1: Link
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Link

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • Je weet welke gevolgen een gletsjer heeft voor het landschap.
  • Je weet hoe de Alpen eruitzagen tijdens en na de ijstijd.
  • Je weet wat de kenmerken zijn van de bovenloop van de Rijn.

Slide 3 - Slide

B118 IJstijden
IJstijd/Glaciaal: koude perioden in de geschiedenis van de aarde.
- Gemiddeld 5ºC kouder
- Sneeuw wordt samengedrukt tot ijs
- Gletsjer / ijskappen breiden zich uit
- Door grotere albedo nog kouder (wit weerkaatst zonlicht)

IJstijd -> interglaciaal -> ijstijd -> interglaciaal (warmere periode) 

Slide 4 - Slide

Het ontstaan van gletsjers
Gletsjer: rivier van ijs die langzaam van de berghelling naar beneden glijdt. 
  • IJstijd / glaciaal: alleen de toppen van
> 2000m hoog kwamen boven het ijs uit
  • ontstaan Gardameer, Comomeer

In ijstijd valt veel neerslag als sneeuw. Door steeds ontdooien en bevriezen verandert sneeuw in firn: korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw -> firn hoopt zich op in firnbekken: het begin van een gletsjer

Slide 5 - Slide

B119 Gletsjers
Een gletjser begint in een firnbekken: een verzamelplek voor sneeuw hoog in de bergen -> firn = korrelige sneeuw

Bij een vol firnbekken glijdt een ijstong met lage snelheid richting een dal -> firnbekken + ijstong = gletsjer

Gletsjer is voortdurend in beweging, maar lijkt stil te liggen. Geltsjer smelt in het dal -> gletsjerriver

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Het ontstaan van gletsjers
Door mechanische verwering zijn veel stenen van de berg op de gletsjer gevallen -> geeft de gletsjers een grauwe kleur.

Puin wordt meegevoerd, vaak naar de randen

Ontstaan van: 
 - zijmorenen: puin aan zijkant van gletsjer
- grondmorenen: puin onder de gletsjer
- eindmorenen: puin aan het eind van gletsjer

Slide 9 - Slide

Aan de slag:
Wat?
§2.2 Opdrachten: 1 t/m 4
        
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 10 - Slide

Chemische verwering is als het gesteente uiteenvalt zonder van samenstelling te veranderen
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Vorstverwering is een voorbeeld van
A
Mechanische verwering
B
Chemische verwering

Slide 12 - Quiz

De afbeelding is een voorbeeld van
A
Erosie
B
Chemische verwering
C
Vorstverwering
D
Sedimentatie

Slide 13 - Quiz

De afbeelding is een voorbeeld van
A
Mechanische verwering
B
Chemische verwering
C
Vorstverwering
D
Erosie

Slide 14 - Quiz

De afbeelding is een voorbeeld van
A
Mechanische verwering
B
Chemische verwering
C
Vorstverwering
D
Erosie

Slide 15 - Quiz

De afbeelding is een voorbeeld van
A
Mechanische verwering
B
Chemische verwering
C
Vorstverwering
D
Erosie

Slide 16 - Quiz

Erosie is het
A
neerleggen van meegevoerd materiaal
B
afschuren en uitschuren van gesteente door water, ijs of wind.
C
uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.

Slide 17 - Quiz

Jonge gebergten
Oude gebergten
Hoogte
Toppen
Hellingen
Dalen
Steile
Diepe
Minder diepe
Hoger
Lager
Flauwe
Spitse
Afgeronde

Slide 18 - Drag question

Het einde van een gletsjer
Het met puin beladen ijs van de gletsjer schuurt het dal uit = erosie

V-dalen (door rivieren) veranderen in U-dalen (door gletsjers)

In het dal smelten de gletsjers. Ontstaan van:
- gletsjertunnel: onder de gletsjer
- gletsjerpoort: naar buiten de gletsjer
= begin van een gletsjerrivier

 

Slide 19 - Slide

Na de ijstijd
Sinds de laatste ijstijd is de gemiddelde temperatuur gaan stijgen ->  afsmelten meeste gletsjers
 
Sporen ijstijd zijn nog steeds zichtbaar in het landschap:
- eindmorenen
- meren



Slide 20 - Slide

Lengteprofiel van een rivier: bovenloop, middenloop en benedenloop

Slide 21 - Slide

De bovenloop van de Rijn
De gletsjers van de Alpen zijn de bron voor veel rivieren in Europa, zoals de Rijn die ontstaat in Zwitserland = gemengde rivier.

In de bovenloop van de Rijn: 
- Hoge stroomsnelheid
- Veel erosie
- Diepe V-dalen

Slide 22 - Slide

De bovenloop van de Rijn
Hoe en waar ontstaan watervallen?

Op de plek waar hard gesteente overgaat in zacht gesteente:
1. Slijt het zachte gesteente weg door het water.
2. Het harde gesteente blijft liggen
3. Er ontstaat een overhangende rots
4. Hier stort het water naar beneden

Slide 23 - Slide

Aan de slag:
Wat?
§2.2 Opdrachten: 5 t/m 8
        
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 24 - Slide

Begrippenlijst
  • IJstijd
  • Glaciaal
  • Interglaciaal
  • Gletsjer
  • Firn
  • Firnbekken
  • Gletsjerrivier
  • Zijmorene
  • Grondmorene
  • Eindmorene
  • V-dalen
  • U-dalen

Slide 25 - Slide