Je gebruikt een komma bij in een zin om de zin beter leesbaar te maken.
Je zet een komma in de zin:
- voor want en omdat: Ik doe mijn jas uit, want ik heb het warm.
- voor het woord maar als dit woord een tegenstelling aangeeft: Mijn broertje wil naar Friesland, maar ik ga liever naar Utrecht.
- tussen de delen van een opsomming ( behalve voor het woord en): We gaan armbanden, oorbellen, kettingen en ringen verkopen.