2.vwo.U3.P2 week 5-8 december-januari 2025

2V.U3. week 5 - 2 december     Sports et passions  - en classe
Leerdoelen week 5
Introductie U3 Civilisation
In dit hoofdstuk gaan leerlingen leren:
 Décrire un objet (PARLER)
 Décrire une personne (ÉCRIRE)
 U3 apprendre 5 uitleg bijvoeglijk naamwoord
 U3 apprendre 10 meervoud ZN bijzondere vormen
 Maken U3 Grammaire II klassikaal
 Écrire U3 ex.24,25


1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

2V.U3. week 5 - 2 december     Sports et passions  - en classe
Leerdoelen week 5
Introductie U3 Civilisation
In dit hoofdstuk gaan leerlingen leren:
 Décrire un objet (PARLER)
 Décrire une personne (ÉCRIRE)
 U3 apprendre 5 uitleg bijvoeglijk naamwoord
 U3 apprendre 10 meervoud ZN bijzondere vormen
 Maken U3 Grammaire II klassikaal
 Écrire U3 ex.24,25


Slide 1 - Slide

2V.U3. week 5 - 2 december  Sports et passions  les devoirs à la maison
Overschrijven in grammaschrift (noteer dat je begint aan aantekeningen die horen bij Unité 2)en leren
• U3 apprendre 3 – verbe mettre (TT en VTT)
• verbe prendre p.136 (TT en VTT)
• verbes réguliers op ER (TT en VTT met avoir en être) §8.1 en 8.2 p.137,138
Zet de vertalingen erbij
Oefenen op www.verbuga.eu
Herhalen
• De TT van avoir en être
• apprendre 3 – verbe pouvoir (TT en VTT)
• verbe faire p.134 (TT en VTT)
• verbe vouloir p.136 (TT en VTT)
Oefenen op www.verbuga.eu









Slide 2 - Slide

2V.U3. week 5 -  2 december   Sports et passions  

Slide 3 - Slide

2V.U3. week 6 - 9 december     Sports et passions  - en classe
09-12-24
SO verbes in les 1
U2 A3 + verbes révision !
U3 A3 + verbes révision !
+ klokkijken U2 A10 Leerdoel week 6
Écouter U3
ex. 11A,B (bijvoeglijk naamwoord)
ex. 14B
Parler U3
ex. 18 (herhalen bijvoeglijk naamwoord), 22A,B (décrire un objet)
Oefenen met décrire un objet (apart woordenlijstje gebruiken)



Slide 4 - Slide

2V.U3. week 6 - 9 december  Sports et passions  les devoirs à la maison
Leren voor het SO
 Grammaire I U2U3
 Grammaire I Extra U2U3
Oefenen op www.verbuga.eu voor het SO
Leren
U3 apprendre 5
U3 apprendre 10



Slide 5 - Slide

2V.U3. week 6 -  9 december   Sports et passions  

Slide 6 - Slide

2V.U3. week 7 - 16 december     Sports et passions  - en classe
16-12-24
SO Grammaire in les 1
U2 A5
U3 A5
U3 A10 Leerdoel week 7
Écrire U3 ex. 26,28,29,30 (décrire une personne)
Oefenen met décrire une personne (apart woordenlijstje gebruiken)

Slide 7 - Slide

2V.U3. week 7 - 16 december  Sports et passions  les devoirs à la maison
Leren voor het SO
U2 apprendre 5
U3 apprendre 5
U3 apprendre 10
Herhalen dmv Grammaire Extra ONLINE

Slide 8 - Slide

2V.U3. week 7 -  16  december   Sports et passions  

Slide 9 - Slide

2V.U3. week 8 - 6 januari      Sports et passions  - en classe
Leerdoel week 8
Oefenen voor het mondeling

Slide 10 - Slide

2V.U3. week 8 - 6 januari   Sports et passions  les devoirs à la maison
Leerdoel week 8
Oefenen voor het mondeling

Slide 11 - Slide

2V.U3. week 8 -  6 januari   Sports et passions  

Slide 12 - Slide

2V.U3. week 9  toetsweek vanaf woensdag    Sports et passions  - en classe

Slide 13 - Slide

2V.U3. week 9  toetsweek vanaf woensdag  Sports et passions  les devoirs à la maison

Slide 14 - Slide

2V.U3. week 8 -   toetsweek vanaf woensdag    Sports et passions  

Slide 15 - Slide

Écouter 
  • Luistervaardigheid / Luva / Écouter 
  • SO : 30/1/24 U2+ U1

Je kunt Franse tot in detail  gesprekken verstaan

Slide 16 - Slide

2V U3 C'est qui? C'est quoi ?

Luva 1,2,4
Leren Appr 4
controleren 9,10,11,12,13 online
luva ex 14
m.ex 10 
ex 8 afmaken

Slide 17 - Slide

2V U3 C'est qui? C'est quoi ?
le chat et la chatte  de kat en de kater

Slide 18 - Slide

mettre   https://www.vertalen.nu/vervoeging?vervoeg=mettre&taal=fr
zet de juisrte vorm van mettre in de zin
contextzinnen mettre :  vertaal het ww mettre in deze zinnen
1.Je met................... délicatement mon cadeau dans le sac.
2. Nous met............. notre uniforme pour aller à l'école.
3. Ils met..................... beaucoup de temps pour venir ces jours-ci.
4. S'il vous plaît, vous met............... vos manteaux pour sortir dans la cour.
5. Avant le repas, il met............... la table pour aider sa maman.
6. Tu met.............. cet argent dans ta poche pour ne pas le perdre.
7. Je suis sûr que vous met................... trop de temps pour faire l'exercice.
8. Adriana met................. un bonbon dans sa bouche et le déguste lentement.
9. Après leur journée de pêche, le père et le fils met.................... les poissons dans le seau.
10. Nous met..................... nos crayons sur la table et attendons le thème de l'examen.











Slide 19 - Slide

2V U3 C'est qui? C'est quoi ?

Denk aan de routine: portable wegleggen, vaste plek opzoeken, schoolregels, spullen pakken, vast werken.

Slide 20 - Slide

2V U3 C'est qui? C'est quoi ?
le dix janvier.
corriger Lire Extra U2
expliquer : Mettre Théorie

buts / objectifs U3
1. mettre
2. bijv nw
3. décrire un objet ou une
     personne
4. voca, phrases

Slide 21 - Slide

Bijv nw

Slide 22 - Slide

Grammaire bijv nw, 

Slide 23 - Slide

2V.U2. Sport et passions                                                                                      wk 48
Denk aan de routine: portable wegleggen, vaste plek opzoeken, schoolregels, spullen pakken, vast werken.  Plan: 2.4 Parler
A2A
dictee
2.6 Parler ex 17 t/m ex 22
https://thiememeulenhoff.bbvms.com/p/basic_720_400_ap/c/5580328.html 










PASSÉ COMPOSÉ LIED jE T' AI TOUT DONNÉ  




Slide 24 - Slide

        à noter  dans ton cahier
Doel: ik kan een voorwerp,dier,ding beschrijven.
ex 17 : Zegswijzen:
1. avec  cet objet , on peut ..................   = met dit voorwerp kun je ..........
2.cet objet ressemble à ..........                 = dit voorwerp lijkt op....
3. cet objet /ce truc/ ça    sert à......        = dit voorwerp/ding/dat  dient om....
     servir à = dienen tot   ( denk aan "service" je wilt iemand van dienst zijn/service aanbieden)
4. c'est un truc  pour + infinitief              = dat is een ding om ....+ infinitief 

Slide 25 - Slide

A2A         à noter  dans ton cahier
en fer = ijzeren    /  van ijzeren                                 lourd  =  zwaar
en verre = glazen   / van glas                                    léger =  licht
en argent = zilveren                                                      grand = groot
en or = gouden  / van goud                                        petit    = klein 
en bois
portemonnaie   porter la monnaie ( dragen van geld)  portemonn
carré  =  vierkant
rectangulaire = rechthoekig
de taille moyenne = van gemiddelde grootte

Slide 26 - Slide