Present Simple, Present Continuous
'Present' betekent
tegenwoordige tijd.
Je gebruikt de present simple voor feiten, regelmatige gebeurtenissen en gewoontes. (bv: I always have a football match on Sunday).
In de present simple zet je bij he/she/it een -s achter het werkwoord. (He walks)
Je maakt de present continuous door: 'to be' + verb + ing (I am watching)
Je gebruikt de present continuous om aan te geven dat je iets nu aan het doen bent of iets nu aan de gang is. (I am reading this right now.)