Test jezelf SE2

Test jezelf voor CSE - scheikunde
met behulp van de opgaven in deze les kun je controleren of je de stof uit 
4-5 H niet alleen hebt geleerd, maar ook voldoende kunt toepassen.
H2: Atoombouw
H3: Bindingstypen
H4: Zouten
H7-8: Gehaltebepalingen met zuur-basetitraties
H10: Redoxreacties 




1 / 51
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Test jezelf voor CSE - scheikunde
met behulp van de opgaven in deze les kun je controleren of je de stof uit 
4-5 H niet alleen hebt geleerd, maar ook voldoende kunt toepassen.
H2: Atoombouw
H3: Bindingstypen
H4: Zouten
H7-8: Gehaltebepalingen met zuur-basetitraties
H10: Redoxreacties 




Slide 1 - Slide

Magnesium in de vlam
Tijdens een practicum houden twee leerlingen een stukje magnesium in de vlam. Het gaat branden en geeft fel licht.
Beantwoord de volgende vragen over deze proef.

Slide 2 - Slide

Geef de kloppende reactievergelijking van de verbranding van magnesium.
Er ontstaat magnesiumoxide.

Slide 3 - Open question

De kloppende reactievergelijking is
2 Mg + O₂ --> 2 MgO
Hoeveel protonen, neutronen en elektronen bevat het magnesiumion met massagetal 25?

Slide 4 - Open question

De reactievergelijking voor de verbranding van magnesium is
2 Mg (s) + O₂ (g) --> 2MgO (s)
Welke bindingen worden verbroken en welke bindingen worden gevormd bij deze reactie?

Slide 5 - Open question

uitleg
Mg
MgO
O2
uit welke atoomsoorten bestaat de formule?
metaal
atomen
metaal en niet-metaal ionen
niet metaal atomen
in welke groep stoffen hoort het dus?
metaal
zouten
moleculaire stof
welke binding komt dus voor?
(welke wordt verbroken of gevormd)
metaal-binding
 ion-binding
atoombinding (IN molecuul O2)

LET OP: er is géén vdWaalsbinding TUSSEN moleculen O2, want het is een gas (zitten te ver uit elkaar)

Slide 6 - Slide

Bereken hoeveel cm3 magnesium nodig is voor de vorming van 1,34 gram magnesiumoxide. Geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers. Werk deze opgave uit op papier en noteer alleen je eindantwoord.

Slide 7 - Open question

controleer je berekening
  • M = m/n -> M= 40,305 g/mol (binas 98), dus 1,34 / 40,305 = 0,0332464 mol MgO
  • 1:1, dus ook 0,0332464 mol Mg nodig
  • M = m/n -> M = 24,31 g/mol (binas 99), dus 0,0332464 x 24,31 = 0,80822 gram Mg nodig
  • p=m/V -> p = 1,74x103 kg/m3 (binas 8) = 1,74 g/cm3, dus 0,80822 / 1,74 = 0,46449 cm3 
  • antwoord: 0,464 cm3

Slide 8 - Slide

De vorming van metaaloxiden door reactie met zuurstof wordt ook wel corrosie genoemd. Leg uit welk metaal gevoeliger is voor corrosie: magnesium of koper

Slide 9 - Open question

loodmenie
Loodmenie is een rood-oranje stof die gebruikt wordt in roestwerende verf. De formule van loodmenie is Pb3O4.

Slide 10 - Slide

Loodmenie kan worden bereid door verbranding van lood(II)carbonaat, waarbij loodmenie en koolstofdioxide ontstaat. Geef de reactievergelijking voor deze bereiding van loodmenie.

Slide 11 - Open question

De loodionen in Pb₃O₄ zijn niet allemaal hetzelfde. Geef de formules van de 3 soorten ionen die voorkomen in loodmenie en laat zien hoe je aan je antwoord komt

Slide 12 - Open question

Geef van de ionen O²-, Pb²− en Pb⁴+ het aantal protonen en elektronen

Slide 13 - Open question

verzuring
Uit mest komt ammoniak vrij. 
Ammoniak (NH3) is een base, maar kan toch leiden tot verzuring van de bodem en de atmosfeer. Ammoniakmoleculen worden eerst omgezet in ammoniumionen. In de bodem reageren ammoniumionen onder invloed van bacteriën met zuurstof, waarbij nitraationen, H+-ionen en watermoleculen ontstaan.

Slide 14 - Slide

In de bodem reageren ammoniumionen onder invloed van bacteriën met zuurstof, waarbij nitraationen, H+-ionen en watermoleculen ontstaan.
Geef de vergelijking van deze reactie.

Slide 15 - Open question

Ammoniak kan ook via een redoxreactie omgezet worden in nitraat. Hieronder is de onvolledige halfreactie gegeven. Neem deze over en maak de halfreactie kloppend:
NH₃ + H₂O -> NO₃- + H+

Slide 16 - Open question

Leg op microniveau uit dat ammoniak goed oplost in water. Licht je antwoord toe met een tekening van twee moleculen ammoniak en twee moleculen water

Slide 17 - Open question

voorbeeldantwoord tekening
- twee moleculen water en twee moleculen ammoniak getekend

- tenminste 3 juiste H-bruggen (van N naar H of van O naar H)

voor elke onjuiste H-brug 1p aftrek en H-bruggen moeten met --- getekend zijn

Slide 18 - Slide

nitraat in drinkwater
Bij intensieve veehouderij ontstaan grote hoeveelheden mest. In mest zit veel nitraat, dat vooral in zandgronden uitspoelt naar het grondwater. Wanneer in de grond pyriet aanwezig is, kan dit ervoor zorgen dat het nitraat het grondwater niet bereikt.
Pyriet (FeS2) is een zout dat is opgebouwd uit ijzerionen en S22- ionen.

Slide 19 - Slide


Pyriet (FeS2) is een zout dat is opgebouwd uit ijzerionen en S22- ionen. Geef het aantal protonen en het aantal elektronen in een  S22-ion

Slide 20 - Open question


Door een redoxreactie met pyriet wordt nitraat omgezet tot stikstof volgens deze halfreactie:
2 NO3-  + 6 H2O  + 10 e-  ->  N2   + 12 OH-
Is dit de halfreactie van de OX of de RED? Leg je antwoord uit.

Slide 21 - Open question


De vergelijking van de halfreactie van pyriet is hieronder gedeeltelijk weergegeven. Neem deze vergelijking over en maak kloppend door de juiste coëfficiënten en de elektronen aan te vullen:
                              FeS2  + H2O  --> SO42-  +  H+  + Fe3+   

Slide 22 - Open question


De veilige norm voor dagelijkse inname van nitraat is 3,7 mg per kg lichaamsgewicht. In een bepaalde regio bevat het drinkwater 8,06x10-4 M nitraat. Bereken hoeveel liter een persoon van 67 kg per dag mag drinken van dit water.

Slide 23 - Open question

Een waterleidingbedrijf maakt bij de bereiding van drinkwater gebruik van grondwater met een nitraatgehalte van 92 mg/L. Het bedrijf mengt dit grondwater met water met een nitraatgehalte van 12 mg/L in de volumeverhouding 1,0:3,0.
Bereken het nitraatgehalte in mg/L van het drinkwater na menging.

Slide 24 - Open question

DEFC
Onderzoekers van de Universiteit van Offenburg hebben geracet met een
auto die reed op ethanol in een Direct Ethanol Fuel Cell (DEFC). 

In figuur 1 zie je het team en een schematische afbeelding van de DEFC.

Slide 25 - Slide



De halfreactie van ethanol staat hieronder onvolledig weergegeven:
C2H5OH + … H2O -> 2 CO2 + … H+
Neem deze halfreactie over en maak deze kloppend. Eerst de zuurstofbalans, dan de waterstofbalans en dan het juiste aantal elektronen.
 
aan de juiste kant.

Slide 26 - Open question

Geef de halfreactie van zuurstof. Gebruik Binas 48, er ontstaat water.

Slide 27 - Open question

Geef met behulp van beide halfreacties (vorige dia's) de totale reactievergelijking die plaatsvindt
in de DEFC

Slide 28 - Open question

In welke richting stromen de elektronen?
Van links naar rechts of van
rechts naar links?
Licht je antwoord toe (leg uit).

Slide 29 - Open question

In welke richting bewegen de H+ ionen
door het menbraan? Van links naar rechts
of van rechts naar links?
Licht je antwoord toe (leg uit).

Slide 30 - Open question

Wat is de negatieve elektrode van deze
brandstofcel?
Licht je antwoord toe (leg uit)

Slide 31 - Open question

hypo
Wanneer je een zoutoplossing in een schaaltje op tafel laat staan, zal het water langzaam verdampen. Je houdt het vaste zout over. Wanneer je op deze manier een oplossing van natriumthiosulfaat laat indampen, ontstaat hypo. Gebruik bij deze opgave  Binas tabel 66A en 66B.

Slide 32 - Slide

Geef de vergelijking voor het oplossen van het zout natriumthiosulfaat. Fase-aanduidingen zijn niet nodig.

Slide 33 - Open question

Maak een tekening op microniveau van een natriumthiosulfaatoplossing. Gebruik per ion 3 moleculen water om de hydratatie weer te geven.

Slide 34 - Open question

voorbeeldantwoord tekening
- 2 natriumionen en 1 thiosulfaation getekend
- 3 moleculen H2O met H naar negatieve ion
- 3 moleculen H2O met O naar positieve ion
geen 'stokjes' tussen H2O en de ionen

Slide 35 - Slide

Leg uit met begrippen op microniveau dat een zoutoplossing stroom kan geleiden

Slide 36 - Open question

Bij langzaam indampen van een oplossing van natriumthiosulfaat ontstaat hypo. Geef de formule van hypo. Maak gebruik van Binas tabel 66A en 66B

Slide 37 - Open question

Wanneer je hypo vervolgens boven een brander verwarmt, wordt het kristalwater eruit gestookt. Geef de vergelijking van het verwarmen van hypo.

Slide 38 - Open question

smelt- en kookpunten

Slide 39 - Slide


welke fase hebben deze stoffen bij kamertemperatuur?

Slide 40 - Open question


Geef een verklaring op microniveau voor het hoge smeltpunt van CaCl2

Slide 41 - Open question


Geef een verklaring op microniveau voor het verschil in de kookpunten van CH4 en C6H14

Slide 42 - Open question

Titraties
Hierna volgen enkele berekeningen aan titraties, zowel zuurbase als redoxtitraties

Slide 43 - Slide


Slide 44 - Open question

uitwerking

Slide 45 - Slide


Slide 46 - Open question

uitwerking

Slide 47 - Slide


Slide 48 - Open question

uitwerking
c=Vn

Slide 49 - Slide


Slide 50 - Open question

uitwerking

Slide 51 - Slide