8-1 H2A Werkwoordelijk gezegde

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Slide 1 - Slide

Vandaag

  1. 10 minuutjes lezen
  2. Lesdoel
  3. Werkwoordelijk gezegde
  4. Naamwoordelijk gezegde
  5. Aan de slag!
  6. Huiswerk + taalvout

Slide 2 - Slide

Chill: 10 minuutjes lezen!

Slide 3 - Slide

Lesdoel:
  • Je kunt het werkwoordelijk gezegde/ naamwoordelijk gezegde uit een zin halen.

Slide 4 - Slide

Basisregels Lessonup
  1. Je gebruikt je eigen naam.
  2. Je geeft zonder te overleggen antwoord, tenzij overleggen is toegestaan.
  3. Bij klassikale uitleg luister je en lees je mee op het scherm.
  4. Je doet geen andere dingen op je telefoon! Toch wel? Telefoon inleveren en op het einde van de dag ophalen.

Slide 5 - Slide

Ga naar lessonup.app
1. Registreer met mail.
2. Vul je naam in (voor + achternaam).
3. Ga naar 'klassen'.
4. Log in met klassencode: zjlvf
5. Als iedereen is geregistreerd start de les.

Slide 6 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Mind map

Werkwoordelijk gezegde

Een werkwoordelijk gezegde zijn
alle werkwoorden
van een zin.

Als voor het hele werkwoord ''te'' of ''aan het'' staat, hoort dit bij het wg.

Let op: sommige werkwoorden zijn scheidbare werkwoorden.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld ''te''/ ''aan het''
1. Nora beloofde Hakim te bellen.
''te'' staat voor het hele werkwoord
''te'' hoort wel bij het werkwoordelijk gezegde

2. De dief rende te snel voor de politieagent.
''te'' staat niet voor het hele werkwoord
''te'' hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde

3. Mirjam was tijdens de les Nederlands in haar agenda aan het tekenen.
''aan het'' staat voor het hele werkwoord
''aan het'' hoort wel bij het werkwoordelijk gezegde



Slide 9 - Slide

Bij welke zin hoor ''te'' bij het werkwoordelijk gezegde?
A
Halima besloot een nieuwe auto te kopen.
B
Marc zette zijn groene Saab te koop.

Slide 10 - Quiz

Scheidbare werkwoorden
Nicole zet koffie voor Herman.
''Koffie zetten'' zijn twee losse woorden.
''Koffie zetten'' is geen scheidbaar werkwoord.
Dus: koffie hoort niet bij het werkwoord/ wg

De agente houdt de dief uiteindelijk toch aan.
''Aanhouden'' schrijf je wel aan elkaar, maar kan gescheiden worden.
Dus: aanhouden is  wel een scheidbaar werkwoord.
Dus: aan hoort bij het werkwoord en het wg

De agente ondervraagt de dief.
''Onder en ''vragen'' kunnen niet los van elkaar.
''Ondervragen'' is geen scheidbaar werkwoord.

Slide 11 - Slide

In welke zin staat GEEN scheidbaar werkwoord?
A
Voor een weddenschap scheerde Thomas zijn hoofd kaal.
B
Mevrouw Houkes geeft al 10 jaar les.
C
Krijg jij alles wel mee?
D
Zij achtervolgen mij de hele dag al.

Slide 12 - Quiz

In welke zinnen is het wg met hoofdletters geschreven?
A
Die bruggers LOPEN altijd zo TE KLIEREN op de gang!
B
In de les MOETEN wij veel te hard WERKEN.
C
Deze les IS fantastisch.
D
HOUD jij mij goed VAST?

Slide 13 - Quiz

Filmpje met truc:
Hoe vind je alle werkwoorden van een zin?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Maar....
Dit klopt niet helemaal:
''Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden van een (enkelvoudige) zin''

Want: werkwoordelijke uitdrukkingen horen ook bij het wg!

Slide 16 - Slide

Werkwoordelijke uitdrukkingen
Ik raak nu helemaal de kluts kwijt.
Geen letterlijke betekenis
Betekent: raak in de war

Janine koos het hazepad.
Geen letterlijke betekenis
Betekent : vluchtte




Jesse raakt vaak zijn sleutels kwijt.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking

Youssef koos een raketijsje.
Letterlijke betekenis.
Geen werkwoordelijke uitdrukking




Slide 17 - Slide

In welke zinnen staat een werkwoordelijke uitdrukking?
A
Jij laat je wel makkelijk op de kast jagen!
B
De conciërge laat haar de vloer vegen.
C
De dief beloofde op het rechte pad te blijven.
D
Jorn werd voor het lapje gehouden.

Slide 18 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

Meneer Van Zanten viel meteen maar met de deur in huis.
A
viel
B
viel meteen met de deur in huis
C
viel met de deur in huis

Slide 19 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde van de tweede zin?

Ik ben er klaar mee. Hier trek ik de lijn.
A
trek
B
trek de lijn
C
trek ik de lijn

Slide 20 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

Ik ben even aan het telefoneren.
A
ben aan het telefoneren
B
ben telefoneren
C
ben

Slide 21 - Quiz

Kozen / de krakers / bij aankomst van de politie / het hazenpad?

PV =
Onderwerp = 
Werkwoordelijk gezegde =
Lijdend voorwerp = 
Meewerkend voorwerp =
Bijwoordelijke bepaling =

Slide 22 - Slide

En dan nu....

Het naamwoordelijk gezegde!

Slide 23 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  • Bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel
  • Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van deze werkwoorden is een vorm van een koppelwerkwoord.

Slide 24 - Slide

Koppelwerkwoorden: ZWoBBeLS

Zijn
Worden
Blijven
Blijken 
Lijken
Schijnen

Slide 25 - Slide

Theorie

Slide 26 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 27 - Slide

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 28 - Slide

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 29 - Slide

De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 30 - Quiz

Het jongentje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 31 - Quiz

Het gebouw wordt afgebroken.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 32 - Quiz

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Maak een zin met een naamwoordelijk gezegde.

Slide 34 - Open question

De druk op de werknemers is de laatste jaren flink toegenomen.
A
werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 35 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin:
De afwas blijft vervelend.
A
Blijft
B
afwas blijft
C
afwas blijft vervelend
D
Blijft vervelend

Slide 36 - Quiz

Aan de slag!
Keuze: 
1. Extra oefenen Grammatica Zinsdelen hf. 1 en vragen stellen:
- Test jezelf blz. 46 opdracht 12.

2. Aan de slag met Grammatica Zinsdelen hf. 2:
Theorie:
bestudeer blz. 68 'Naamwoordelijk gezegde'. 
Maken: opdrachten 1 , 2, 3 en 4 blz. 68 en 69.
Klaar?  Extra oefenen grammatica/ lezen in je leesboek

Overleggen mag: op fluistertoon!

Slide 37 - Slide

Lesdoel:
  • Je kunt het werkwoordelijk gezegde/ naamwoordelijk gezegde uit een zin halen.


Slide 38 - Slide

Lesdoel behaald?
Ja/ nee/ gedeeltelijk, want......

Slide 39 - Open question

Huiswerk & TaalVout

Grammatica Woordsoorten:
Theorie: bestudeer blz. 29 'Overzicht woordsoorten'.
Maken: opdrachten 1 , 2, 3 en 4 blz. 29 en 30.

Slide 40 - Slide