BOL 1 persoonsvorm, onderwerp & gezegde

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Wat gaan we vandaag doen?

Persoonsvorm, Gezegde en Onderwerp

(le prédicat verbal & le sujet)

Hoe vind je de persoonsvorm?

Ik koop nieuwe schoenen.

- De zin van tijd te veranderen 

Ik kocht nieuwe schoenen.

- Er een vraagzin van maken

Koop ik nieuwe schoenen?

Wat is de persoonsvorm?
Anouk heeft een mooi cadeau.

Wat is de persoonsvorm?
Tim heeft een voetbal.

Wat is de persoonsvorm?
Dyon geeft een rode kaart.

Wat is de persoonsvorm?
Thiago en Tobias hangen aan
de rekstok.

Wat is het gezegde?

Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin.

Als er maar één werkwoord in een zin staat is de persoonsvorm het gezegde. Staan er meer werkwoorden in een zin dan is het gezegde: persoonsvorm + de andere werkwoorden.

Wat is het gezegde?

1. De persoonsvorm
2. De persoonsvorm + laatste werkwoord
3. De persoonsvorm + alle werkwoorden
4. Alle werkwoorden

Een persoonsvorm kan ook het gezegde zijn.

1. waar
2. niet waar

Wat is het gezegde in deze zin:
Hij is een gedicht aan het schrijven

1. is
2. is aan het schrijven
3. is schrijven
4. schrijven

Wat is het gezegde in deze zin:
Zij hebben een taart voor ons gebakken

1. hebben gebakken
2. hebben voor ons gebakken
3. gebakken
4. hebben

Onderwerp

Het onderwerp van de zin vind je door te vragen: 

"wie/wat + gezegde"

Het antwoord op de vraag is dan het onderwerp. 

Ik koop nieuwe schoenen.

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.

1. Ik
2. leer
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het onderwerp?

''Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.''

1. Ik
2. kan
3. het onderwerp
4. een zin

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Ik heb het onderwerp niet onderstreept.

1. het onderwerp
2. ik

Wat is het onderwerp?

''Caro legt het onderwerp uit.''

1. Caro
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Vragen?

Vragen?

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Die chick

wil

een relatie.

3 minuten

Jorrit

wil

morgen

een appeltaart

bakken.

persoonsvorm

gezegde

onderwerp

Gisteren ben ik lang opgebleven.

Onderwerp

Persoonsvorm

Gezegde

Ik

Ben

Ben opgebleven

Het fietsje fietst ontzettend fijn!

Onderwerp

Persoonsvorm

Gezegde

Fietst

Het fietsje

Fietst

De jurk heb ik maar thuisgelaten.

Onderwerp

Persoonsvorm

Gezegde

heb thuisgelaten

heb

De jurk