BVJ 11.1 Genotype en fenotype

Thema 11: Erfelijkheid BS 1
Basisstof 1
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 11: Erfelijkheid BS 1
Basisstof 1

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. De woorden: chromosomen, DNA, genotype, fenotype
  2. Wat is een chromosomenkaart?
  3. Wat is het verschil tussen fenotype en genotype?
  4. Opdracht uitleg

Slide 2 - Slide

Ik lijk het meest op mijn......
omdat............

Slide 3 - Mind map

 Op wie lijk je?

Slide 4 - Slide

Een zaadcel en eicel

Slide 5 - Slide

De celkern
Iedere cel in je lichaam heeft een celkern.

In de celkern zit belangrijke erfelijke informatie opgeslagen. 


Slide 6 - Slide

Chromosomen
  • In elke cel bij de mens:
  • 46 Chromosomen 
  • komen in 23 paren voor
  • Lange dunne draden die in de  celkern voorkomen
  • gemaakt van de stof DNA

Slide 7 - Slide

Chromosomenkaart
  • 46 chromosomen
  • 23 paren, 1 van moeder, 1 vader

Het 23e = geslachtschromosomen
  • Grote chromosoom X
  • Kleine chromosoom Y
  • XX= meisje
  • XY= Jongen

Slide 8 - Slide

Genotype
Genotype is de erfelijke informatie voor alle eigenschappen die je van je ouders hebt gekregen. Het zijn je genen.

Je kunt ze niet veranderen!

Slide 9 - Slide

Fenotype
Je fenotype ontstaat door je genotype en de dingen om je heen en die je doet, bijvoorbeeld
  • in de zon zitten
  • haar verven
  • tattoo
  • piercings
  • littekens

Slide 10 - Slide

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Behaarde bladeren
Een litteken
Je kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 11 - Drag question

Aan het werk (cijfer mapje)
Opdracht: maak een A3 over jezelf en deel die drie delen.
het linkerdeel is je genotype, zet dat erboven. Bedenk en teken 5 dingen die bij jouw genotype horen
het middendeel is je fenotype, zet dat erboven. Bedenk en teken 5 dingen die bij jouw fenotype horen
Het rechterdeel: noem/teken 3 eigenschappen die vaak in jouw familie voorkomen


Slide 12 - Slide