Hoofddoel:
R2) Ik kan een beeld vormen van hoe mensen vroeger leefden in een agrarische samenleving.
lknwe
Subdoelen:
• Ik kan drie oorzaken noemen van de overgang van nomadisch bestaan naar een agrarische samenleving.
• Ik kan drie gevolgen noemen van de Neolithische revolutie.
• Ik kan drie kenmerken noemen van de leefwijze in de eerste stedelijke gemeenschappen.
• Ik kan de twee gemeenschappen noemen die in Nederland de eerste agrarische samenleving vormden.
• Ik kan uitleggen waarvoor Hunebedden dienden