Les 2 08/02 1D
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Le mercredi 8 février
Coucou !
Slide 3 - Slide
Plan du cours
1. Les buts du cours
2. Herhaling: 20 tot 70 tellen.
3. Grammaire II: Het bijvoeglijk naamwoord
4. Travail en autonomie: 16 A t/m E
5. Quiz: het bijvoeglijk naamwoord
6. Doelen van de les behaald?
Slide 4 - Slide
1. Les buts du cours
Kennis:
-Je kent de plaats van een bijvoeglijk naamwoord in een zin.
-Je kan een bijvoeglijk naamwoord vrouwlijk/ in het meervoud zetten.
-Je kan tot 70 tellen.
Slide 5 - Slide
2a. Tellen tot 70
De tientallen in het Frans: 10 = dix, 20 = vingt
- 30 = trente
- 40 = quarante
- 50 = cinquante
- 60 = soixante
- 70 = soixante-dix Let op: 71 = 60+11 etc...
Slide 6 - Slide
2b. Dictée: Tellen tot 70
Ecoute la prof et écris les chiffres dans ton livre.
1. 7.
2. 8.
3. 9.
4. 10.
5.
6.
Slide 7 - Slide
3. Grammaire II: Het bijvoeglijk naamwoord
- De vorm van een BN
-Hoort het BN bij een vrouwelijk woord? = +e = une jupe verte
-Hoort het BN bij een w. in het meervoud? = +s = les livres noirs
-Hoort het BN bij een wo. vr. en meerv.? = +es = les jupes vertes
Klopen deze zinnen?
Les chats noires mangent. Les filles blondees dansent.
Slide 8 - Slide
3b. De plaats van een BN in een zin
Hoofdregel: het BN staat achter het zelfstandig naamwoord
= La table rouge/ un film intéressant...
Tip: de kleuren, nationaliteiten zijn altijd achter het ZN.
UITZONDERINGEN:Deze BN staan voor het ZN (= in het NL)
joli, grand, petit, bon/bonne (goed), beau/belle (mooi), nouveau/nouvelle (nieuw), vieux/vieille (oud).
Slide 9 - Slide
4. Travail en autonomie
Maintenant, faites les exercices suivants:
-16 A t/m E page 24 - 27.
Ben je al klaar?
Oefen de grammatica apprendre 5 blz. 37!
Doe mee straks aan de Kahoot!
Slide 10 - Slide
5. Quiz: het bijvoeglijk naamwoord
Prends ton téléphone et va sur Kahoot.it .
Utilise ton vrai prénom!
Bonne chance! :)
Slide 11 - Slide
Les buts du cours
Kennis:
-Je kent de plaats van een bijvoeglijk naamwoord in een zin.
-Je kan een bijvoeglijk naamwoord vrouwlijk/ in het meervoud zetten.
-Je kan tot 70 tellen.
Slide 12 - Slide
6. Noem twee dingen dat je hebt geleerd.
Slide 13 - Open question
2. Le verbe "vouloir" (willen)
Neem je blaadje met de werkwoorden, en vul het tabel in.
Je veux Ik wil
Tu veux Jij wilt
Il/elle/on veut Hij/zij/men wilt
Nous voulons Wij willen
Vous voulez Jullie willen/ u wilt
Ils/elles veulent Ze willen
