Hoofdstuk 8 Rekenen met tijd



  Hoofdstuk 8 Rekenen met tijd
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ICTMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson



  Hoofdstuk 8 Rekenen met tijd

Slide 1 - Slide

Opbouw van deze les:

- Opdrachten hoofdstuk 7 "Rekenen met eenheden"
- Leerdoelen 
- Uitleg hoofdstuk 8
- Maken opdrachten
- Nabespreking 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Heeft Cas voldoende Walnootolie?
A
Misschien
B
Ja
C
Nee
D
Verkeerde olie

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Tekst

Slide 6 - Slide

Hoeveel liter water is er nodig?
A
1500 ml
B
1400 ml
C
1,5 l
D
1,4 l

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Hoeveel moet Hanneke in totaal betalen voor de gordijnroedes?
A
12,00 euro
B
11,50 euro
C
10 ,00euro
D
11,20 euro

Slide 9 - Quiz

Damian koopt voor € 28,93 een blik verf van 1,5 l.
Voor het verven van een kastdeur heeft hij gemiddeld 300 ml verf nodig.
Laat met een berekening zien hoeveel de verf per kastdeur kost

Slide 10 - Slide

Hoeveel kost de verf per kastdeur?
A
5,80
B
5,79
C
6,00
D
5,61

Slide 11 - Quiz


Leerdoelen
- Eenheden van tijd omrekenen
- Rekenen met tijd

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Uren en minuten omrekenen


Een treinreis duurt 1,5 uur.
Hoeveel minuten duurt de treinreis?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Jazlyn is 2 jaar en 3 maanden oud.
Hoe oud is Jazlyn in maanden?
A
28
B
26
C
27
D
29

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Over hoeveel minuten vertrekt de trein?
A
15
B
14
C
16
D
13

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Hoeveel moet Janneke betalen voor de sporthal?
A
€145
B
€162
C
€165
D
€172

Slide 22 - Quiz


A
24 juni
B
25 juni
C
23 juni
D
23 juli

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

                         Vragen?
Huiswerk: Opdrachten van hoofdstuk 8

Slide 25 - Slide