TH3 Unit 3 grammar herhaling

Hello!
This lesson we will talk about the grammar of Unit 3, starting with the Future 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hello!
This lesson we will talk about the grammar of Unit 3, starting with the Future 

Slide 1 - Slide

Learning goal:
After this lesson, you can explain the difference between the 4 forms of 'future' (toekomende tijd) and can use them in new sentences

Slide 2 - Slide

Questions while watching the video:
Shall/ will + verb 
1. Gaat de actie zeker door bij de future in deze form?
2. Wanneer gebruik je "shall"?
To be + going to + verb
3. Gaat de actie zeker door bij de future in deze form?
4. Geef een voorbeeldzin bij deze vorm van de future.



Slide 3 - Slide

Questions while watching the video:
Present continuous
5. Wordt er bij deze form vaak een tijdsindicatie gegeven?
Present simple
6. Wanneer gebruik je de present simple?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Shall/ will + verb:
1. Gaat de actie zeker door bij de future in deze form?
A
Nee (niet waarschijnlijk)
B
Ja (waarschijnlijk)

Slide 6 - Quiz

2. Wanneer gebruik je "shall"?

Slide 7 - Open question

To be + going to + verb:
1. Gaat de actie zeker door bij de future in deze form?
A
Nee (niet waarschijnlijk)
B
Ja (waarschijnlijk)

Slide 8 - Quiz

To be + going to + verb:
4. Geef een voorbeeldzin bij deze vorm van de future.

Slide 9 - Open question

Present continuous:
5. Wordt er bij deze form vaak een tijdsindicatie gegeven?
A
Nee
B
Ja

Slide 10 - Quiz

Vul in (Present continuous):
We ........ a staff meeting next Monday
A
have
B
are going to have
C
are having
D
will have

Slide 11 - Quiz

6. Wanneer gebruik je de present simple?

Slide 12 - Open question

How to practise?
- Material on It's Learning
- engelsklaslokaal.nl
- Ask questions!

Slide 13 - Slide

Goal achieved? After this lesson, you can explain the difference between the 4 forms of 'future' (toekomende tijd) and can use them in new sentences
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

The future
1. Present simple: ww (+ s bij he/she/it)
Bij dingen die volgens een vast tijdschema in de toekomst gaan gebeuren (openingstijden, vertrektijden, schoolvakanties, dienstregelingen).
2. Present continuous: am/is/are + ww + ing 
Als je iets hebt afgesproken of georganiseerd, vaak persoonlijke afspraken die vastliggen.

Slide 15 - Slide

The future
3. am/are/is + going to + ww
Als je iets van plan bent (gaat meer om de intentie) of bij een voorspelling met bewijs.
4. will (shall bij vraagzinnen met I of we) + ww
Bij voorspellingen zonder bewijs (het is niet zeker dat het gaat gebeuren, bv. bij weerberichten of verre toekomst), bij een aanbod, instemming, belofte of spontaan besluit.

Slide 16 - Slide