This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
T2 BS5+6
Slide 1 - Slide
Wat is een organisme?
Slide 2 - Open question
Wat is een orgaan?
Slide 3 - Open question
Noem 1 voorbeeld van een orgaan van een mens.
Slide 4 - Open question
Noem 1 voorbeeld van een orgaan van een plant.
Slide 5 - Open question
Wat is een orgaanstelsel?
Slide 6 - Open question
Noem een voorbeeld van een orgaanstelsel van de mens.
Slide 7 - Open question
Wat is een cel?
A
Een ruimte in de gevangenis.
B
Kleine bouwstenen van een organisme.
Slide 8 - Quiz
Cellen van dieren en planten
Leerdoel:
2.5.9 Je weet dat een organisme bestaat uit cellen.
2.5.10 Je kunt de delen van cellen van dieren noemen.
2.6.12 Je kunt de delen van cellen van planten noemen.
Slide 9 - Slide
Cellen
Planten en dieren bestaan uit cellen. Cellen zijn de bouwstenen van een organisme.
De foto’s op de volgende sheet zijn gemaakt met een microscoop, want cellen zijn erg klein. Zonder microscoop kun je ze niet zien. Cellen zijn doorzichtig. De cellen op de foto’s zijn gekleurd, zodat je ze toch goed kunt zien.
Slide 10 - Slide
Cellen
Slide 11 - Slide
Doosjes
Door een microscoop lijken cellen plat. In het echt zijn cellen een soort doosjes, dat zien we in de volgende sheet. Links is een cel getekend zoals hij in het echt is. Rechts is dezelfde cel getekend, zoals je hem ziet door een microscoop.
Slide 12 - Slide
Doosjes
Slide 13 - Slide
Cellen van dieren
Dit is een cel uit het wangslijmvlies van een mens. Een mens is een dier. De cellen van mensen (en dieren) noem je daarom dierlijke cellen. Naast de foto staat een tekening van de cel. De namen staan bij de delen.
Slide 14 - Slide
Opbouw van een cel
Een cel bestaat uit:
- Celplasma (een dikke vloeistof van water met opgeloste stoffen).
- Celkern (ligt in het celplasma en regelt alles wat er in de cel gebeurt).
- Celmembraan (een dun vlies om het celplasma, beetje doorlaatbaar - zuurstof en water kunnen er doorheen).
Slide 15 - Slide
Belangrijke begrippen:
Cellen = bouwstenen van een organisme.
Celplasma = dikke vloeistof van water met opgeloste stoffen in een cel.
Celkern = deel van de cel dat alles regelt wat er in de cel gebeurt.
Celmembraan = dun vlies dat om het celplasma heen zit.
Slide 16 - Slide
Wat zijn cellen?
Slide 17 - Open question
Welke onderdelen kunnen we vinden in een cel van een dier?
Slide 18 - Open question
Cellen van planten
De cellen van planten noem je plantaardige cellen. In de afbeelding zie je een foto van plantaardige cellen. Dit zijn cellen van een blad.
Slide 19 - Slide
Cellen van planten
In cellen van planten zit:
• celplasma
• celkern
• celmembraan
• vacuole (blaasje gevuld met vocht, ligt in het celplasma)
• bladgroenkorrels
• celwand (stevig laagje om de cel, zorgt voor stevigheid)
Slide 20 - Slide
Cellen van planten
Slide 21 - Slide
Belangrijke begrippen:
Vacuole = blaasje gevuld met vocht in een plantaardige cel.
Bladgroenkorrel = kleine groene korrel in het celplasma van een plantaardige cel.
Celwand = stevige laag om de cel in plantaardige cellen.
Slide 22 - Slide
Welke onderdelen vinden we allemaal in de cellen van planten?
Slide 23 - Open question
Welke onderdelen vinden we wel in cellen van planten, maar niet in cellen van dieren?
Slide 24 - Open question
Uit welke deeltjes is een organisme opgebouwd?
Slide 25 - Open question
Aan de slag
Lees T2 basisstof 5 en 6
Maak opdrachten T2 basisstof 5 en 6
Maak test jezelf T2 basisstof 5 en 6 (score in groen = af).
Ben je hiermee klaar?
Maak een begrippenlijst van de dikgedrukte woorden van T2.