Ma 16 oktvZinsontleding basiszin

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Leerdoelen:

Ik kan de volgende zinsdelen benoemen:

• werkwoordelijk gezegde (wwg)
• onderwerp (ond)

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. het eerste werkwoord van een zin.
2. alle werkwoorden samen in een zin.
3. het laatste werkwoord van een zin.

Werkwoordelijk gezegde en onderwerp

Onderwerp

Wie of wat

+

werkwoordelijk gezegde

=

het onderwerp

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Van Til legt het onderwerp uit.

1. Mevrouw Van Til
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.

1. Ik
2. leer
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.

1. Marina
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Wat is het onderwerp:
De brugklas leert het onderwerp vinden.

1. De brugklas
2. leert
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het onderwerp?

Caro legt het onderwerp uit.

1. Caro
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Persoonsvorm

Onderwerp

Lijdend

voorwerp

Werkwoordelijk

gezegde

Eerste werkwoord in de zin

Wie/wat + wwg + ond?

Wie/wat + wwg?

Alle werkwoorden in de zin

Die tentoonstelling

werd

door de minister

BWB

geopend

Onderwerp

WWG

Jorrit

wil

morgen

een appeltaart

bakken.

persoonsvorm

wwg

onderwerp

wwg

Jan

heeft

het

hele

eind

gefietst. 

Onderwerp

Persoonsvorm

wwg

Wie/wat + wwg?

Een werkwoord dat je kan vinden door de tijdsproef.

Alle werkwoorden in de zin.

Personen of voorwerpen in een zin. 

Persoonsvorm

Werkwoordelijk gezegde

onderwerp