H9 intertemporele ruil gezinnen

Intertemporele ruil: gezinnen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Intertemporele ruil: gezinnen

Slide 1 - Slide

Wat is een stroomgrootheid?


A
Een grootheid die in de tijd wordt gemeten
B
Een grootheid die op een bepaald tijdstip wordt gemeten
C
Een grootheid die de inflatie weergeeft
D
de formule ric=nic:pic x100

Slide 2 - Quiz




            Wat is een voorraadgrootheid?
A
Een grootheid die de inflatie weergeeft
B
de formule ric=nic:pic x100
C
Een grootheid die over een periode wordt gemeten
D
Een grootheid die op een bepaald tijdstip wordt gemeten

Slide 3 - Quiz

Bij een stroomgrootheid:  periode
Bij een voorraadgrootheid : moment
Stroom
Voorraad
loon
studieschuld
 jaarlijkse aflossing van de hypotheekschuld

 aantal werklozen

winst
bevolkingsomvang
bbp
 te betalen hypotheek rente
saldo spaarrekening

Slide 4 - Drag question

Wat bedoelen we met ruilen over de tijd t.a.v. sparen?
A
Het verplaatsen van geld naar de bank
B
Het verplaatsen van consumptie van nu naar later
C
Het verplaatsen van consumptie van later naar nu
D
het verplaatsen van geld naar een spaarvarken

Slide 5 - Quiz

Wat is de prijs van sparen en lenen?
A
Rente. sparen: betalen lenen: ontvangen
B
Rente. sparen: ontvangen lenen: betalen
C
Tijd. sparen: lang lenen: kort
D
Tijd. sparen: kort lenen: lang

Slide 6 - Quiz

Het Nederlandse pensioenstelsel bestaat uit 3 onderdelen:
A
AOW, basispensioen, vrijwillige pensioenopbouw
B
AOW, bedrijfspensioen, 65+toeslag
C
AOW, ZZP-pensioen, vrijwillige pensioenopbouw
D
AOW, bedrijfspensioen, vrijwillige pensioenopbouw

Slide 7 - Quiz

Bij welke van de 3 onderdelen is er geen sprake van ruilen over de tijd?
A
Bedrijfspensioen
B
Geen van allen
C
A.O.W (basispensioen)
D
Vrijwillige pensioenopbouw

Slide 8 - Quiz

Docent volgt cursus over mogelijke lesvormen die hij kan inzetten in zijn lessen
A
Omscholing
B
Herscholing
C
Bijscholing

Slide 9 - Quiz

Menselijk kapitaal
A
Het geld dat een persoon op de bank heeft staan
B
Menselijke kennis
C
Het geld dat alle mensen gezamenlijk op de bank hebben staan
D
Alle bezittingen van een persoon

Slide 10 - Quiz

Einde les

Slide 11 - Slide