This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Onbepaald vnw
3H
Slide 1 - Slide
Onbepaald vnw
Duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies om wie of wat het gaat
Gisteren vertelde iemand mij iets, wat niemand mag weten
Slide 2 - Slide
Onbepaalde voornaamwoorden:
"iemand - niemand - iedereen - men - je - menigeen - het - iets - zoiets - niets - alles - elke - iedere - menig - wat - ene - een zekere - een of andere"
Slide 3 - Slide
Lastige gevallen:
* Je = onbepaald vnw => men
Moeilijkheden kun je maar beter vermijden
* Wat = onbepaald vnw => iets
Neem jij ook wat mee naar huis?
* Het = onbepaald vnw => tijd, weer of sfeer
Het is al laat, maar het is nog steeds gezellig
Slide 4 - Slide
Welk woord is een onbepaald vnw? Sommige mensen houden van Barok
A
mensen
B
Barok
C
Sommige
D
houden
Slide 5 - Quiz
Welk woord is een onbepaald voornaamwoord? Iedereen kan tellen tot tien
A
Iedereen
B
tellen
C
tot
D
tien
Slide 6 - Quiz
Welke zin bevat een onbepaald vnw?
A
Kun je de afwas doen?
B
Regels moet je nou eenmaal opvolgen
Slide 7 - Quiz
Welke zin bevat een onbepaald vnw?
A
Het regent heel hard
B
Het huis staat stevig
Slide 8 - Quiz
Herhalen woordsoorten jaar 2:
Persoonlijk voornaamwoord
Persoon, dier of ding => ik, jij, hij, jij, het, wij etc
Bezittelijk voornaamwoord
Duidt bezit aan => mijn kind, jullie huis, ons feest (altijd voor zn)
Koppelwerkwoord
Zijn-worden-blijven-blijken-schijnen-lijken-etc => ng
Slide 9 - Slide
Herhalen woordsoorten jaar 2:
Telwoord:
Hoofdtelwoord (zes - veel)
Rangtelwoord (eerste - laatste)
Slide 10 - Slide
Herhalen woordsoorten jaar 2:
Voegwoorden:
* Nevenschikkende vw:dus, en, maar, of en want
* Onderschikkende voegwoorden: als, dan, dat, doordat, hoewel, omdat, toen etc
Slide 11 - Slide
Jouw
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 12 - Quiz
Hij bracht ons naar dat feest.
HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 13 - Quiz
A
hww
B
kww
C
zww
D
bw
Slide 14 - Quiz
A
hww
B
kww
C
zww
D
bn
Slide 15 - Quiz
Welk telwoord is:
Veel
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord
Slide 16 - Quiz
Het 6e lesuur zijn wij vrij. wat is 6e?
A
onbepaald telwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald rangtelwoord
D
bepaald hoofdtelwoord
Slide 17 - Quiz
omdat is een
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 18 - Quiz
Wat is het voegwoord in deze zin en hoe noem je dit voegwoord?
Ik blijf thuis vandaag, want ik ben ziek.
A
Want, nevenschikkend voegwoord
B
Want, onderschikkend voegwoord
C
Vandaag, nev. voegwoord
D
Vandaag, ond. voegwoord
Slide 19 - Quiz
Aan de slag:
Maak de taak 'Betrekkelijk voornaamwoord en onbepaald voornaamwoord' in Planning af.