§2.6 Ongelijkheden

§2.6 Ongelijkheden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§2.6 Ongelijkheden

Slide 1 - Slide

Lesdoel 
Een ongelijkheid aan de hand van de GR kunnen oplossen. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Ongelijkheid oplossen met de GR
Vraag: Wanneer is bedrijf P duurder dan bedrijf Q
Gegeven: 
p: k=7n+4
q: k=5n+10

Ongelijkheid opstellen:


Slide 4 - Slide

Ongelijkheid oplossen met de GR
Vraag: Wanneer is bedrijf P duurder dan bedrijf Q
Gegeven: 
P: k=7n+4
Q: k=5n+10
Ongelijkheid opstellen:
   P      >    Q
7n+4 > 5n+10


Slide 5 - Slide

Ongelijkheid oplossen met de GR
7n+4 > 5n+10                                                                  Schets maken:
Invoer op de GR:   
  • F1=7x+4 (blauwe lijn)                                        
  • F2=5x+10 (rode lijn)
  • Optie snijpunt geeft: (3,25)
  • Antwoord op de vraag: 
Dus bedrijf P duurder dan Q als n>3 is. 


Slide 6 - Slide

Ongelijkheid oplossen met de GR
Vraag: De kosten die worden gemaakt in een ijssalon worden berekend met de volgende formule K=1,15+ 352. Hierin is q het aantal verkochte ijsjes per week en K de kosten in euro's. 

De eigenaar wilt graag weten hoeveel ijsjes er verkochten moeten worden als de kosten meer dan 750 euro is. 

Ongelijkheid opstellen: 


Slide 7 - Slide

Ongelijkheid oplossen met de GR
Vraag: De kosten die worden gemaakt in een ijssalon worden berekend met de volgende formule K=1,15+ 352. Hierin is q het aantal verkochte ijsjes per week en K de kosten in euro's. 

De eigenaar wilt graag weten hoeveel ijsjes er verkochten moeten worden als de kosten meer dan 750 euro is. Rond af op gehelen. 

Ongelijkheid opstellen: 1,15q+352 > 750 


Slide 8 - Slide

Ongelijkheid oplossen met de GR
1,15q+352 > 750                                                              Schets maken:
Invoer op de GR:   
  • F1=1,15x+352  (blauwe lijn)                                        
  • F2=750 (rode lijn)
  • Optie snijpunt geeft: (346, 750)
  • Antwoord op de vraag: 
Als de kosten meer dan 750 moeten zijn, dan moet q>346. 



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Weektaak 43
§2.5: opgave 30 t/m 34
§2.6: opgave 35 t/m 40 


Slide 11 - Slide