3.3 Politiek en samenleving

3.3 Politiek en samenleving

1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3.3 Politiek en samenleving

Slide 1 - Slide

Nederland industrialiseert laat
  • Pas vanaf 1870-1890

  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie

  • Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870

Slide 2 - Slide

Nederland industrialiseert laat
  • Slechte infrastructuur

  • Grondstoffen kopen in het buitenland was duur

  • Landen beschermen hun eigen producten door producten uit andere landen (heel) duur te maken

Slide 3 - Slide

Nederland industrialiseert...toch
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken

  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid

  • Willem III wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie

  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 4 - Slide

Industriële revolutie in Nederland
  • Tweede helft 19e eeuw (1850-1900)
  • mannen, vrouwen en kinderen werken in fabrieken
  • lage lonen + slechte omstandigheden

--> er ontstaat een grote klasse van arbeiders die onder zeer slechte omstandigheden leefden en werkten 



Slide 5 - Slide

Sociale kwestie

  • Liberalen waren voor weinig overheidsbemoeienis en voor een vrije economie zonder regels.

  • Dringend hulp nodig van overheid om burgers te helpen

Slide 6 - Slide

Sociale wetgeving
Het kinderwetje van Van Houten 1874
  • Verbod op kinderarbeid onder de 12 jaar in fabrieken.
  • Pas in 1901  mogelijk door leerplichtwet

Slide 7 - Slide

1874
Eerste sociale wet: die moest een einde maken aan kinderarbeid. Kinderen onder de 12 mochten niet meer in fabrieken werken.
Er werd weinig gecontroleerd op kinderarbeid in fabrieken na de wet van 1874. Ook al zou dat wel gebeurd zijn, hoezo was er dan nog steeds geen einde aan kinderarbeid door deze wet?
1901
In 1901 werd kinderarbeid echt moeilijker: door de invoering van de leerplicht. Alle kinderen van 6 tot 12 moesten vanaf toen naar school. Dat werd ook gecontroleerd.

Slide 8 - Slide

Maken deze les
3.3

opdracht 1 t/m 5

werkboek blz. 52-53
informatieboek blz. 46-47

Slide 9 - Slide

Arbeiders in actie
  • Richten vakbonden op. Afdwingen van betere omstandigheden.
  • Socialisten kwamen op voor rechten arbeiders.

Slide 10 - Slide

Socialisme tegen kapitalisme
In 1848 kreeg een kleine groep rijke mannen kiesrecht (bourgeoisie/ gegoede burgerij).

Stemden bij verkiezingen op liberalen. Nadruk op economische vrijheid (handel en industrie). Overheid bemoeide zich niet met economie. 

Kapitalisme = economisch syteem waarbij alles draait om geld. Grond en fabrieken zijn in handen van ondernemers die proberen zoveel mogelijk winst te maken.
 

Slide 11 - Slide

Socialisme 
Rond 1850 eeuw ontstond het socialisme = politieke stroming die streeft naar 
meer gelijkheid tussen arm en rijk in de samenleving.

Grondlegger is Karl Marx. 


Slide 12 - Slide

Communisme
Volgens het communisme/marxisme 
  • is er een klassenstrijd tussen het proletariaat (de arme arbeiders) en de bourgeoisie (rijke burgers). 
  • Het proletariaat wordt zo erg uitgebuit door de bourgeoisie dat uiteindelijk de arbeiders in opstand zullen komen: Revolutie! En dan:

  • Worden productiemiddelen zoals land en fabrieken bezit van iedereen (= de staat).
  • Ontstaat een ideale klassenloze samenleving waarin iedereen evenveel rechten en evenveel bezit heeft: de communistische heilstaat.


    Communisme = Socialistische beweging waarbij arbeiders de macht grijpen door middel van een revolutie en zo een klassenloze samenleving creëren.

    Slide 13 - Slide

    Bij welke stoming hoort de tekenaar? Leg uit!
    Welke symbolen worden gebruikt?

    Slide 14 - Slide

    Schoolstrijd
    Bijzondere scholen: vrijheid van onderwijs en gelovigen willen scholen stichten, betaald door de overheid. 

    ->schoolstrijd
    -> wordt goedgekeurd in 1917



    Slide 15 - Slide

    Feminisme
    Vrouwen werden achtergesteld

    Vanaf 1870 komt hier verzet tegen: feministen eisen emancipatie (gelijkheid tussen man en vrouw)

    Een succes: de middelbare school, vrouwen mochten werken (niet alle banen) 

    Slide 16 - Slide

    Feminisme
    Vanaf 1890 zetten de feministen zich vooral in voor het vrouwenkiesrecht

    Vanaf 1919 mochten vrouwen gaan stemmen

    Aletta Jacobs is de eerste Nederlandse vrouw die arts werd

    Slide 17 - Slide

    Maken deze les
    3.3 politiek en samenleving

    opdracht 6 t/m 9

    werkboek blz. 53-54
    infoboek blz. 47-48

    Slide 18 - Slide