What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Voegwoorden
Voegwoorden
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voegwoorden
Slide 1 - Slide
Wat zijn voegwoorden?
Woorden die zinnen of woorden
aan elkaar voegen.
Je kunt hieruit het verband van een
zin ontdekken.
Slide 2 - Slide
De verbanden
Voegwoorden van tijd
Voegwoorden van voorwaarde
Voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg
Tegenstellende voegwoorden
Voegwoorden van toegeving
En, dat en of
Slide 3 - Slide
1. Voegwoorden van tijd
Geven aan in welke volgorde dingen zich afspelen
'Hij brengt de kinderen naar sport
voordat
hij naar zijn werk gaat'.
Voegwoorden zijn:
Nadat, voordat, zolang, terwijl en totdat.
Slide 4 - Slide
2. Voegwoorden van voorwaarde
Geeft een voorwaarde van de eerste zin voor de tweede zin.
'Hij gaat naar de kroeg, tenzij hij ziek wordt.'
Voegwoorden zijn:
Mits (als), tenzij, wanneer, als en indien
Slide 5 - Slide
3. Voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg
Geven een reden waarom iets gebeurt
Geven de oorzaak van iets of het gevolg.
'Piet begon te schreeuwen,
omdat
hij het zat was.'
Voegwoorden zijn:
Omdat, doordat, zodat en opdat.
Slide 6 - Slide
4. Tegenstellende voegwoorden
Geven een tegenstelling tussen zinnen aan
'Piet wilde niet naar het feest, maar Henk wel.'
Voegwoorden zijn:
Maar, echter
Slide 7 - Slide
5. Voegwoorden van toegeving
Lijkt op een tegenstelling. Je geeft iets toe; maakt het minder erg.
'Ik vond het een vervelende man,
hoewel
hij wel goed kon uitleggen.'
Voegwoorden zijn: hoewel, ofschoon, al
Slide 8 - Slide
Overige voegwoorden
Voegwoorden: en, dat en of
'Hij ging zwemmen
en
hardlopen.'
'Rij jij
of
rij ik?'
'Ze vroeg
of
het leuk was'.
'Ik vertelde
dat
ik ziek was'.
Slide 9 - Slide
VOEGWOORDEN
die woorden en woordgroepen verbinden
en
en
of
VOORBEELD:
- Rik heeft twee honden en een kat.
- Hebben we straks Engels of Basiszorg?
Slide 10 - Slide
VOEGWOORDEN
die twee zinnen verbinden
zijn, dus, en, maar, of, want, aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra
VOORBEELD:
- Milou zit op tennis, maar haar zusje hockeyt liever.
- Voordat Els iets kon zeggen, was Joris al vertrokken,
Slide 11 - Slide
Noteer het voegwoord:
Aznar had Tim uitgenodigd voor zijn verjaardag, maar hij kon niet komen.
Slide 12 - Mind map
Noteer het voegwoord:
Romy leest haar e-mail, terwijl ze een broodje eet.
Slide 13 - Mind map
Noteer het voegwoord:
Zodra hij water ziet, springt onze hond erin.
Slide 14 - Mind map
OEFENING
Je krijgt in de volgende oefening steeds twee zinnen.
Maak van twee zinnen één samengestelde zin.
Schrijf steeds de hele zin op.
Gebruik een van de volgende voegwoorden:
hoewel - nadat - omdat - toen - zodat
Slide 15 - Slide
Dagmar had veel getraind.
Ze heeft de marathon niet uitgelopen.
Slide 16 - Open question
De lerares wees Peter op een fout.
Hij was op zijn teentjes getrapt.
Slide 17 - Open question
Kom maar terug ... je aan de voorwaarden kunt voldoen
A
Aangezien
B
Zodra
C
Totdat
Slide 18 - Quiz
Het moet klinken ... je teveel gedronken hebt
A
Nu
B
Alsof
C
Als
Slide 19 - Quiz
Lees eerst de gebruiksaanwijzing …. u het apparaat in gebruik neemt.
A
Voordat
B
Als
C
Nadat
Slide 20 - Quiz
Kampioen zullen zij niet worden, … er een wonder gebeurt.
A
Indien
B
Tenzij
C
Doordat
Slide 21 - Quiz
.... de voorwaarden zijn aangepast, wordt die therapie niet meer vergoed door de verzekering.
A
Naarmate
B
Zolang
C
Sinds
Slide 22 - Quiz
Wij repareren uw fiets ... u boodschappen doet!
A
Net als
B
Intussen
C
Terwijl
Slide 23 - Quiz
Wat gebeurt er .… hij niet op tijd zijn proefwerk afheeft?
A
Zolang
B
Nadat
C
Als
Slide 24 - Quiz
Hij doet dit …. hij sterk en mannelijk wil overkomen.
A
Tenzij
B
Omdat
C
Waardoor
Slide 25 - Quiz
https:
Slide 26 - Link
https:
Slide 27 - Link
Terugblik
Slide 28 - Slide
Leg in je eigen woorden uit wat een samengestelde zin is
Slide 29 - Open question
Vul in: Kan ik: _______
nog moeilijk: _________
Slide 30 - Open question
More lessons like this
Voegwoorden
November 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Nederlands cohort 2019-2020 HTV 2e jaar Les 1: Voegwoorden
September 2020
- Lesson with
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Beveiligers 2e jaars
September 2020
- Lesson with
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Voegwoorden
September 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
voegwoorden
April 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
Nederlands 2 tl/h H2 Taalverzorging formuleren
November 2020
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
Voegwoorden
19 days ago
- Lesson with
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Les 4 Voegwoorden
November 2023
- Lesson with
43 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2