Nederlands cohort 2019-2020 HTV 2e jaar Les 1: Voegwoorden

Nederlands Blok 5-6
Examen
lezen/luisteren: 50% van het cijfer
spreken, gesprekken, schrijven: 50 % van het cijfer
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands Blok 5-6
Examen
lezen/luisteren: 50% van het cijfer
spreken, gesprekken, schrijven: 50 % van het cijfer

Slide 1 - Slide

Nederlands Generiek
3 X 10 weken
Examen
1. CE (centraal examen) lezen/ luisteren (50 %)
2. instellingsexamen schrijven, spreken en gesprekken (50%)

Slide 2 - Slide

Wanneer mag je op examen?
1. studiemeter af: instaptoets, opdrachten, oefentoets, eindtoets
2. Opdrachten uit boek (schrijfopdrachten, spreekopdrachten)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Voegwoorden

Slide 8 - Slide

Planning en doelen
Planning:
  • Uitleg voegwoorden
  • Quiz
  • Studiemeter
  • Afsluiting

Doelen:
  • Jullie herkennen voegwoorden
  • Weten welke soorten verbanden er zijn.

Slide 9 - Slide

Wat zijn voegwoorden?
Woorden die zinnen of woorden
aan elkaar voegen.

Je kunt hieruit het verband van een
zin ontdekken.

Voegwoorden geven samenhang aan een tekst

Slide 10 - Slide

De verbanden
  1. Voegwoorden van tijd
  2. Voegwoorden van voorwaarde
  3. Voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg
  4. Tegenstellende voegwoorden
  5. Voegwoorden van toegeving
  6. En, dat en of

Slide 11 - Slide

1. Voegwoorden van tijd
Geven aan in welke volgorde dingen zich afspelen

'Hij brengt de kinderen naar sport voordat hij naar zijn werk gaat'.

Voegwoorden zijn:
Nadat, voordat, zolang, terwijl en totdat.

Slide 12 - Slide

2. Voegwoorden van voorwaarde
Geeft een voorwaarde van de eerste zin voor de tweede zin.

'Hij gaat naar de kroeg, tenzij hij ziek wordt.'

Voegwoorden zijn:
Mits (als), tenzij, wanneer, als en indien

Slide 13 - Slide

3. Voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg
Geven een reden waarom iets gebeurt
Geven de oorzaak van iets of het gevolg.

'Piet begon te schreeuwen, omdat hij het zat was.'

Voegwoorden zijn:
Omdat, doordat, zodat en opdat.

Slide 14 - Slide

4. Tegenstellende voegwoorden
Geven een tegenstelling tussen zinnen aan

'Piet wilde niet naar het feest, maar Henk wel.'

Voegwoorden zijn:
Maar, echter

Slide 15 - Slide

5. Voegwoorden van toegeving
Lijkt op een tegenstelling. Je geeft iets toe; maakt het minder erg.

'Ik vond het een vervelende man, hoewel hij wel goed kon uitleggen.'

Voegwoorden zijn: hoewel, ofschoon, al

Slide 16 - Slide

Overige voegwoorden
Voegwoorden: en, dat en of

'Hij ging zwemmen en hardlopen.'
'Rij jij of rij ik?'
'Ze vroeg of het leuk was'.
'Ik vertelde dat ik ziek was'.

Slide 17 - Slide

We gaan even oefenen
pak je telefoon, zoek de lessonup-app en voer de code in 

Slide 18 - Slide

Kom maar terug ... je aan de voorwaarden kunt voldoen
A
Aangezien
B
Zodra
C
Totdat

Slide 19 - Quiz

Het moet klinken ... je teveel gedronken hebt
A
Nu
B
Alsof
C
Als

Slide 20 - Quiz

Lees eerst de gebruiksaanwijzing …. u het apparaat in gebruik neemt.
A
Voordat
B
Als
C
Nadat

Slide 21 - Quiz

Kampioen zullen zij niet worden, … er een wonder gebeurt.
A
Indien
B
Tenzij
C
Doordat

Slide 22 - Quiz

.... de voorwaarden zijn aangepast, wordt die therapie niet meer vergoed door de verzekering.
A
Naarmate
B
Zolang
C
Sinds

Slide 23 - Quiz

Wij repareren uw fiets ... u boodschappen doet!
A
Net als
B
Intussen
C
Terwijl

Slide 24 - Quiz

Wat gebeurt er .… hij niet op tijd zijn proefwerk afheeft?
A
Zolang
B
Nadat
C
Als

Slide 25 - Quiz

Hij doet dit …. hij sterk en mannelijk wil overkomen.
A
Tenzij
B
Omdat
C
Waardoor

Slide 26 - Quiz

Studiemeter
STUDIEMETER / 3F / STIJL / VOEGWOORDEN  

Tenzij/ mits/ hoewel : 5 oefeningen maken
5 oefeningen voegwoorden naar eigen keuze
5 oefeningen voorzetsels naar eigen keuze

Slide 27 - Slide