Paragraaf 3.6/3.7: Gezond leven/Weefselvloeistof en lymfe

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling paragraaf 3.5: Het immuunsysteem

  • Uitleg paragraaf 3.6/3.7: Gezond leven/Weefselvloeistof en lymfe

  • Zelfstandig werken aan paragraaf 3.6/3.7
  • Oefentoets maken




Slide 2 - Slide

Hoe doen we klassikale vragen:

  • Zonder overleg (belangrijk om te controleren of je het zelf weet!)
  • Je schrijft het antwoord voor jezelf op 
  •  Niet door de klas roepen!
  • Ik geef de beurt aan een van jullie om het antwoord te geven

Slide 3 - Slide

Wat is een antigen?
A
Een eiwit dat het lichaam gebruikt voor bescherming tegen ziekteverwekkers
B
een lichaamsvreemd molecuul dat een afweereactie oproept
C
Een binnengedrongen bacterie of virus
D
een lichaamscel die wordt aangevallen door een binnegedrongen micro-organisme

Slide 4 - Quiz

Wat is hier de antistof?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 5 - Quiz

Wat is natuurlijke immuniteit?
A
je bent gevaccineerd en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
B
Je bent ziek geweest en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
C
je bent immuun door een vaccinatie
D
je bent immuun zonder ziek geweest te zijn.

Slide 6 - Quiz

Immuniteit is:
A
Dat een organisme geen last heeft van een ziekteverwekker
B
Dat een organisme geheugencellen aanmaakt tegen een ziekteverwekker
C
Dat een ziekteverwekker een organisme niet in kan komen

Slide 7 - Quiz

Kunstmatige immuniteit
A
immuniteit die ontstaat doordat je al een keer een bepaalde ziekte hebt gehad
B
immuniteit die ontstaat door inenting met een vaccin, zoals de griepprik
C
Lichaamsvreemde stoffen die een ziekte veroorzaken
D
Lichaamsvreemde stoffen die geen ziekte veroorzaken

Slide 8 - Quiz

Paragraaf 3.6: Gezond leven
3.6 - Gezond leven




Slide 9 - Slide

Lesdoelen
  1. Ik kan aangeven hoe je je hart en bloedvaten gezond kunt houden.
  2. Ik kan de gevolgen van alcohol op korte termijn en op lange termijn noemen

Slide 10 - Slide

Bloeddruk
Bloeddruk door bloed dat door bloedvaten wordt gedrukt
Kan verhoogd worden door:
Stress, roken, overgewicht, zout eten

Slide 11 - Slide

Aderverkalking
bloedvaten worden krapper -> bloed kan er minder goed doorheen

Slide 12 - Slide

Hartinfarct
Verkalking van de kransslagader -> bloed kan minder/niet naar hartspier
Deel hartspier sterft af

Slide 13 - Slide

Stressvermindering

Slide 14 - Slide

Alcohol
- Zit in bier, wijn, mixjes, sterke drank
- Gaat via je bloed naar al je organen
- Heeft veel effect op je hersenen en lever

Slide 15 - Slide

Alcohol
- Hersenen worden verdoofd
- Na enkele drankjes ben je aangeschoten
- Langzamer reactie
- Denkt meer te kunnen, je kan dan juist minder


Slide 16 - Slide

Gevolgen van alcohol
Alcohol wordt afgebroken in de lever
Dit duurt een tijdje (ongeveer 1,5 uur per glas alcohol)
Kan leiden tot blijvende schade aan lever of hersenen

Binge-drinking -> alcoholvergiftiging

Slide 17 - Slide

Paragraaf 3.7: Weefselvloeistof en lymfe
3.7 - Weefselvloeistof en lymfe


Slide 18 - Slide

Lesdoelen
  1. Ik kan de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen

Slide 19 - Slide

Vloeistoffen in het lichaam + benaming
  • Bloedplasma: water met opgeloste stoffen
  • Bloedplasma uit haarvaten geperst naar cellen weefsel --> weefselvloeistof
  • Gedeelte weefselvloeistof terug haarvaten in --> bloedplasma
  • Gedeelte weefselvloeistof in lymfevat --> lymfevloeistof

Slide 20 - Slide

Vorming weefselvloeistof

Slagaders: hoge bloeddruk

Haarvaten: bloeddruk neemt af.
Vorming weefselvloeistof

Aders, lage bloeddruk
Deel weefselvloeistof wordt weer opgenomen.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

weefselvloeistof
De cellen rondom de haarvaten nemen zuurstof en voedingsstoffen op uit het weefselvloeistof.

De cellen produceren dan C02 en afvalstoffen.

Dit wordt weer afgegeven aan de weefselvloeistof en een deel aan de haarvaten.


Slide 23 - Slide

Lymfevatenstelsel
Lymfe =vloeistof in lymfevaten

Alle lymfevaten samen vormen het lymfevatenstelsel. 

Slide 24 - Slide

2 grote lymfevaten zijn;
rechterlymfestam
en borstbuis 

Deze zitten onder de
sleutelbeen en monden uit in de 
bovenste holle ader 

Slide 25 - Slide

Lymfevaten
- Kleppen: houden lymfevloeistof tegen
- Vloeistof weg van cellen in organen
- Lymfevaten nemen weefselvloeistof op
CO2, afvalstoffen, beetje O2

Slide 26 - Slide

Lymfeknopen
In de lymfeknopen wordt de lymfe gezuiverd van ziektekiemen.

Daarnaast maken de lymfeknopen witte bloedcellen.

Slide 27 - Slide

Lymfeknopen
Op bepaalde plaatsen in het lichaam liggen lymfeknopen (lymfeklieren):
  • Hals
  • Oksels
  • Liezen
  • e.a.

De lymfeknopen zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers

Slide 28 - Slide

Lesdoel check!
Kan ik:

- aangeven hoe je je hart en bloedvaten gezond kunt houden?
- de gevolgen van alcohol op korte termijn en op lange termijn noemen?

- de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen?

Slide 29 - Slide

Wat is slagaderverkalking?
A
hoge bloeddruk
B
vernauwing van de bloedvaten
C
hartinfarct
D
herseninfarct

Slide 30 - Quiz

Wat gebeurt er bij een hartinfarct?
A
Een kansader van het hart raakt verstopt
B
Een kransslagader van het hart raakt verstopt
C
De bloeddruk wordt te hoog
D
De bloeddruk daalt te snel

Slide 31 - Quiz

Kan een hartritmestoornis door stress ontstaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz

Wat gebeurt er bij een hartinfarct?
A
Het hart stopt zonder reden met kloppen.
B
Een deel van het hart krijgt geen zuurstof en voedingstoffen meer.
C
Het hart klopt sneller dan normaal.
D
Het hart krijgt geen bloed meer toegevoerd.

Slide 33 - Quiz

Als je alcohol drinkt, komt de alcohol in je hersenen terecht
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Wat is weefselvloeistof?
A
Vloeistof in de bloedvaten
B
Vloeistof tussen de cellen in de weefsels
C
Vloeistof in de darmen
D
Vloeistof in het verteringsstelsel

Slide 35 - Quiz

Wat zit er weefselvloeistof?
A
O2 & voedingsstoffen
B
O2, voedingsstoffen & CO2
C
O2, voedingsstoffen, afvalstoffen & CO2
D
O2, voedingsstoffen & afvalstoffen

Slide 36 - Quiz

Wat is lymfe?

A
Lymfe is hetzelfde als weefselvloeistof.
B
Vloeistof die uit de lymfevaten de weefsels in gaat.
C
Weefselvloeistof met rode bloedcellen.
D
Weefselvloeistof die in de lymfevaten is gestroomd.

Slide 37 - Quiz

Wat kan er NIET in lymfe zitten?
A
Antistoffen
B
afvalstoffen
C
Rode bloedcellen
D
Koolstofdioxide

Slide 38 - Quiz

Huiswerk
Wat:
 Paragraaf 3.6: opdrachten 1 t/m 9
 Paragraaf 3.7: opdrachten 1 t/m 5
Hoe:
Alleen of in tweetallen (fluisteren!)
Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? Ga de oefentoets van thema 3 maken  (Itslearning)
timer
20:00

Slide 39 - Slide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?

Slide 40 - Slide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 41 - Slide