What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Afsluiting hoofdstuk 5 t2a
Wat wordt er bedoeld met
Hoog-Nederland?
A
Het aardoppervlak boven de zeespiegel.
B
Het aardoppervlak in Nederland boven de zeespiegel vanaf 1 meter
C
Het aardoppervlak in Nederland waar zowel de zee, rivieren en neerslag invloed hebben.
D
Het aardoppervlak in Nederland dat bij overstromingen van een rivier niet onder water komt te liggen.
1 / 21
next
Slide 1:
Quiz
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat wordt er bedoeld met
Hoog-Nederland?
A
Het aardoppervlak boven de zeespiegel.
B
Het aardoppervlak in Nederland boven de zeespiegel vanaf 1 meter
C
Het aardoppervlak in Nederland waar zowel de zee, rivieren en neerslag invloed hebben.
D
Het aardoppervlak in Nederland dat bij overstromingen van een rivier niet onder water komt te liggen.
Slide 1 - Quiz
Hoe noemen we het materiaal dat zowel door de zee als een rivier kan worden afgevoerd?
A
Gletsjerpuin
B
Erosie
C
Grondstof
D
Sediment
Slide 2 - Quiz
Wat is de naam van het laatste gedeelte van een rivier, waarbij de rivier soms een nieuwe weg zoekt naar zee?
Slide 3 - Open question
Welke begrippen moeten staan op plaats A en B in de afbeelding?
A
A. Oeverwallen B. Inklinking
B
A. Inklinken B. Komgronden
C
A. Oeverwallen B. Komgronden
D
A. Komgronden B. Oeverwallen
Slide 4 - Quiz
Wat is veen?
A
Natte grondsoort die bestaat uit afgestorven plantenresten
B
Laaggelegen deel van het rivierengebied
C
Het inzakken van de grond door opdroging van klein en veen en verrotting van veen.
D
Een drooggemaakt meer of stuk van de zee
Slide 5 - Quiz
Wat is een gevolg van de watersnoodramp in 1953?
A
Er kwam meer ruimte voor de rivier
B
Deltawerken gebouwd
C
Zuiderzeewerken
D
Zoutwater gebieden worden zoetwater gebieden.
Slide 6 - Quiz
Hoe noemen we een bedijkt gebied waar mensen de waterstand regelen?
A
Droogmakerij
B
Komgronden
C
Polder
D
Oeverwallen
Slide 7 - Quiz
Wat is geen kenmerk van een polder?
A
Zandgronden
B
Altijd lager dan het zeeniveau
C
Door mensen gemaakt
D
Onbewoond
Slide 8 - Quiz
Hoe wordt zo'n plas water direct naast een dijk ook wel genoemd?
Slide 9 - Open question
In welke provincie zijn van oudsher de eerste droogmakerijen ontstaan?
A
Noord-Holland
B
Zuid-Holland
C
Overijssel
D
Gelderland
Slide 10 - Quiz
Wat is een droogmakerij?
A
Het gebied dat afwatert op een rivier
B
Een drooggemaakt veenmoeras, dat door het laten weglopen van water is ingeklonken
C
Een door mensen aangelegde waterkering die het achterliggende land beschermt tegen overstromingen.
D
Een drooggemaakt meer of stuk van zee?
Slide 11 - Quiz
De afsluitdijk verbind welke provincies aan elkaar?
A
Overijssel met Flevoland
B
Friesland met Flevoland
C
Noord-Holland met Overijssel
D
Noord-Holland met Friesland
Slide 12 - Quiz
Wat gebeurde er toen in 1932 de afsluitdijk werd aangelegd met het omliggende landschap?
A
Het IJsselmeer werd een zoetwater meer.
B
Er kwamen extra droogmakerijen bij zoals de Noordoostpolder en Flevoland
C
Er werden regels opgesteld over de vorm en hoogte van alle dijken en duinen langs de Nederlandse kust
D
Er werden meerdere dijken verder uit elkaar gelegd, zodat er bij overstromingen meer water tussen de dijken past.
Slide 13 - Quiz
Wat draagt niet bij aan het versterkte broeikaseffect?
A
Industrie
B
Methaan
C
Verkeer
D
Zonlicht
Slide 14 - Quiz
Wat heeft de processierups met klimaatverandering te maken?
A
Er is meer zuurstof op aarde
B
Ze kunnen zich beter vermeningvuldigen met koolstofdioxide in onze atmosfeer
C
Gemiddeld warmer op aarde, waardoor dit beestje zich makkelijker verspreiden kan
D
Ze kunnen zich slecht aanpassen aan het veranderde klimaat in hun oorsprongsgebied
Slide 15 - Quiz
Welk gevolg komt overal op de wereld voor door klimaatverandering?
A
Grote bosbranden door drogere periode's
B
Zware regenval en onweersbuien
C
Overstromingen door meer smelt & regenwater in de bergen
D
Zeespiegelstijging
Slide 16 - Quiz
Met welk cijfer wordt in de afbeelding de nevengeul bij Nijmegen aangewezen?
1. 2. 3. 4.
A
1.
B
2.
C
3.
D
4.
Slide 17 - Quiz
Is de nevengeul bij Nijmegen op de afbeelding in werking?
A
Ja, want door de nevengeul stroomt zand en slib en daarom is het water niet helder
B
Nee, want de afvoer van water door de Waal is laag
C
Nee, want het water is helder en niet troebel
D
Ja, want de sluizen zijn opengezet, waardoor de Waal extra water kan afvoeren
Slide 18 - Quiz
Koppel een begrip aan de afbeelding. Wat zie je?
Slide 19 - Open question
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:
'Maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, zodat de klimaatverandering wordt beperkt'
A
Adaptatie
B
Atmosfeer
C
Mitigatie
D
Versterkt broeikaseffect
Slide 20 - Quiz
Koppel een begrip aan de afbeelding. Wat zie je?
Slide 21 - Open question
More lessons like this
Water in Nederland oefentoets
March 2024
- Lesson with
35 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
1.4 Hoe veranderden mensen Nederland
November 2020
- Lesson with
13 slides
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
par 4.4 Bronnen: Water als bedreiging
November 2020
- Lesson with
39 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
strijd met het water
April 2024
- Lesson with
27 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
strijd met het water
September 2024
- Lesson with
17 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
1.2 Rivieren: Maatregelen
August 2022
- Lesson with
25 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Oefentoets VWO 3 Rivieren
June 2024
- Lesson with
30 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
4H §1.2 Invloed van de mens - 1
February 2021
- Lesson with
19 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4