F2.3A Rekenen - Tijd: kalender en agenda

Rekenen - Tijd: kalender en agenda
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Rekenen - Tijd: kalender en agenda

Slide 1 - Slide

Kalender en agenda

Slide 2 - Slide

Zet de maanden in de goede volgorde
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
maand 6
maand 7
maand 8
maand 9
maand 10
maand 11
maand 12

maart

december

januari

oktober

februari

juni

mei

september

november

april

augustus

juli

Slide 3 - Drag question

Sommige kalenders kun je maar 1 jaar gebruiken. Andere kalenders gebruik je meerdere jaren.
Kijk bij de volgende vragen of het een eenjarige kalender is of meerder jarig.
Probeer in 1x het goede antwoord te geven

Slide 4 - Slide

1 kalender kun je meerdere jaren achter elkaar kunt gebruiken.
Welke?
A
agenda
B
verjaardagskalender
C
de kalender met alle afspraken van het gezin
D
een scheurkalender

Slide 5 - Quiz

Wat is dit?
Kun je dit 1 of meer jaar gebruiken?
Vul dus 2 antwoorden in
A
verjaardagskalender
B
Agenda
C
1 jaar
D
meer jaren

Slide 6 - Quiz

Wat is dit?
Kun je 1 of meerdere
jaren gebruiken?
Vul dus 2 antwoorden in
A
verjaardagskalender
B
agenda
C
1 jaar
D
meer jaren

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Hoeveel dagen heeft een jaar?
A
1000 dagen
B
365 dagen
C
370
D
435 dagen

Slide 9 - Quiz

Hoeveel seizoenen heeft een jaar?
A
3 seizoenen
B
12 seizoenen
C
52 seizoenen
D
4 seizoenen

Slide 10 - Quiz

Hoeveel weken heeft een jaar
A
365 weken
B
12 weken
C
52 weken
D
4 weken

Slide 11 - Quiz

Maandag is het 6 januari.
Welke datum is het
volgende week maandag?
A
dinsdag 7 januari
B
maandag 16 januari
C
zondag 12 januari
D
maandag 13 januari

Slide 12 - Quiz

Waar denk je aan bij het woord
ZOMER

Slide 13 - Mind map

Welke maanden horen bij de zomer?
A
januari, februari en maart
B
april en mei
C
juni, juli en augustus
D
november en december

Slide 14 - Quiz

Waar denk je aan bij het woord
HERFST

Slide 15 - Mind map


Welke maanden horen bij de Herfst?
A
januari en februari
B
maart, april, mei
C
september, oktober en november
D
juni en juli

Slide 16 - Quiz

Als je een abonnement neemt op een maandblad, hoe vaak krijg je dat dan in een jaar?
A
4x
B
12x
C
1x
D
52x

Slide 17 - Quiz

Frank is jarig op 15.05
Welke maand wordt hier bedoeld?
A
15 mei
B
15 juni
C
15 april
D
15 juli

Slide 18 - Quiz

Petra is jarig op 17.12.
Welke maand wordt hier bedoeld?
A
17 november
B
17 december
C
17 augustus
D
17 januari

Slide 19 - Quiz

Hoe kun je de geboorte-
datum van Felix ook op-
schrijven?
A
07.06.2021
B
07.08.2021
C
07.07.2021
D
07.09.2021

Slide 20 - Quiz

Het is 30 maart. Hoe
lang is de melk nog
goed?
A
nog 2 dagen
B
Is al 2 dagen over datum
C
nog 20 dagen
D
nog 30 dagen

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide