Gezegde + Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Gezegde + Lijdend voorwerp

Hoe vind je de persoonsvorm?

Hoe vind je het onderwerp?

Zinsontleding

1. Persoonsvorm: eerste werkwoord in de zin

2. Onderwerp: Wie of wat + persoonsvorm? 

3. 

4. 

Werkwoordelijk gezegde

wg = alle werkwoorden in de zin 

Dus ook de persoonsvorm!!

Wat is het wg?
De pingpongtafel staat in de garage.

Wat is het wg?
Morgen wil ik met jou gaan skaten.

Zinsontleding

1. Persoonsvorm: eerste werkwoord in de zin

2. Onderwerp: Wie/(wat) + persoonsvorm? 

3. Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin

4. 

Lijdend voorwerp (lv)

Wat/(wie) + gezegde + onderwerp?

Tom leest een mooi boek in zijn vrije tijd. 

pv = leest

ow = (wie/(wat) leest?) Tom 

gez = leest 

lv = (wat/(wie) leest Tom?) een mooi boek.

Wat is het ow?
Klaas heeft zijn tas opgeruimd.

Wat is het wg?
Klaas heeft zijn tas opgeruimd.

Wat is het lv?
Klaas heeft zijn tas opgeruimd.

Wat is het lv?
Wij hebben een groot groentepakket van de buren gekregen.

Zinsontleding LEREN!

1. Persoonsvorm: eerste werkwoord in de zin

2. Onderwerp: Wie/(wat) + pv? 

3. Gezegde: alle werkwoorden in de zin

4. Lijdend voorwerp: wat/(wie) + gezegde + onderwerp?