2024 les 1

1 / 19
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Het werkwoord écrire (décrire. s'inscrire)


- écrire vervoegen de présent, passé composé en de futur 
- herkennen in welke tijd een werkwoord staat
- vertalen wat de vervoegingen betekenen in het Nederlands




blz 105

Slide 2 - Slide

Betekenis werkwoorden

écrire: schrijven 
décrire: beschrijven
s'inscrire: inschrijven

Slide 3 - Slide

le présent - de tegenwoordige tijd
hele werkwoord min  "re" 
écrire-> écri
+ uitgangen van de werkwoorden op "re"
je= s
tu=s
il/elle/on=t
nous=vons
vous=vez
ils/elles= vent


Slide 4 - Slide

écrire - présent

j'écris
tu écris
il écrit
nous écrivons
vous écrivez
ils écrivent
schrijven - tegenwoordige tijd

ik schrijf
jij schrijft
hij schrijft
wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven
Hoe vervoeg je nu het werkwoord décrire?

Slide 5 - Slide

s'inscrire - présent

je m'inscris
tu t'inscris
il s'inscrit
nous nous inscrivons
vous vous  inscrivez
ils s'inscrivent
schrijven - tegenwoordige tijd

ik schrijf me in
jij schrijft je in
hij schrijft zich in
wij schrijven ons in
jullie schrijven jullie in
zij schrijven zich in

Slide 6 - Slide

écrire - passé composé
Le passé composé
avoir +  écrit
J'ai écrit
tu as écrit
il/elle/ on a écrit
... etc.
ik heb geschreven
Hoe vervoeg je nu het werkwoord décrire?

Slide 7 - Slide

futur 
(ik zal schrijven)
stam: écrir
+ uitgangen van "avoir"
ai,as,a,ons,ez,ont

J'écrirai
tu écriras
il/elle/on écrira
...

Futur du Passé 
(ik zou schrijven)
stam: écrir
+ uitgangen van imparfait
ais,ais,ait,ions,iez,aient

J'écrirais
tu écrirais
il/elle/écrirait
...




Slide 8 - Slide

Wat is de futur voor tijd?
A
Onvoltooid verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
C
Voltooid tegenwoordige tijd
D
Toekomende tijd

Slide 9 - Quiz

De passé composé van écrire bestaat uit:
A
onderwerp+avoir+écriré
B
onderwerp+avoir+écrié
C
onderwerp+avoir+écrit
D
onderwerp+avoir+écris

Slide 10 - Quiz

Kies en sleep de juist vertaling

Zij schrijven


Ik heb geschreven

Hij  zal schrijven
Jullie hebben geschreven
Vous avez écrit
Elles écrivent
J'ai écrit
Il écrira

Slide 11 - Drag question

Combineer ww écrire met de juiste tijden.
j'écris 
tu as écrit 
ils écriront

présent 

Futur

passé composé 

Slide 12 - Drag question

ik zal schrijven
Jij zult schrijven
Hij zal schrijven
Wij zullen schrijven
Jullie zullen schrijven
Zij zullen schrijven
nous écrirons
Vous écrirez
Ils écriront
J'écrirai
Tu écriras
Il écrira

Slide 13 - Drag question

ik schrijf
A
je écris
B
j'écris
C
j'écrit
D
j'écrire

Slide 14 - Quiz

wij schrijven
A
vous écrivez
B
vous écrirez
C
nous écrirons
D
nous évrivons

Slide 15 - Quiz

nous avons écrit
A
wij hebben geschreven
B
jullie hebben geschreven
C
wij schreven
D
jullie schreven

Slide 16 - Quiz

ils écriront
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur

Slide 17 - Quiz

ils ont écrit
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
D
futur

Slide 18 - Quiz

Vous écrirez =
twee antwoorden mogelijk
A
jullie zullen schrijven
B
jullie schrijven
C
u zult schrijven
D
zij zullen schrijven

Slide 19 - Quiz