Twee persoonlijke voornaamwoorden in een zin.(Gramática p.114 , 5.1.1 )1.Het meew. voorwerp staat altijd vóór het lijd. voorwerp.
2. In de 3e persoon verandert het meewerk. voorwerp le/les in SE.
3. In het algemeen staan beide voornaamwoorden vóór het vervoegde werkwoord.
4, Bij constructies met infinitief of gerundio kunnen ze ook achter aan de constructie vast komen.
5. Bij de imperativo worden aan de vorm vast geschreven.
6.In ontkennende zinnen NO staat vóór de voornaamwoorden
Ejemplos1.Mi padre colecciona sellos, por eso se los he comprado.
2.¿ Qué haces con la maleta?. Se la doy a Amelia.
3.Y el espejo, ¿quién te lo ha dado?
4.¡Qué vestido tan bonito! ¿ Me lo puedo probar?/ ¿ Puedo probármelo?
5.Si te gustan los zapatos,
¡ Cómpratelos!
6.¿ Por qué no te los compras?