This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H1 -Procenten
Slide 1 - Slide
Wat betekent procent?
A
Honderd
B
een gedeelte
C
per honderd
D
geen idee
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Maak van deze breuken procenten. a. 3/10 = ……… % b. 2/4 = ………. % c. 8/20 = ……….. % d. 3/5 = ………. %
Slide 6 - Open question
Bereken 6% van 410
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
22,5
116
17,5
212,29
4,5% van 500
5% van 350
29% van 400
71% van 299
Slide 12 - Drag question
Op een trui van € 45,- krijgt Samir 20% korting. Hoeveel moet hij betalen? Vul alleen het antwoord in.
Slide 13 - Open question
Door het mislukken van de oogst wordt de koffie 7% duurder. De oude prijs is € 3,55. Wat kost een pak nu?
A
€0,25
B
€3,30
C
€3,80
D
€3,79
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
€16 van €175 is ....% Rond af op hele procenten
Slide 19 - Open question
Bereken de korting in procenten, rond af op 1 decimaal
Slide 20 - Open question
Het aantal COVID-besmettingen neemt af van 10.245 naar 9.830. Hoe groot is de afname in procenten? Rond af op één decimaal.
Slide 21 - Open question
Bereken hoeveel korting je krijgt als je zowel de Notebook en de tablet koopt. Rond je antwoorden af op hele procenten. Let op! Eerst de totaalprijs en de totale korting berekenen!
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
1.4 procenten en grote getallen
Hoeveel is 1,3% van 1,5 miljoen?
Slide 25 - Open question
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
1.5 terugrekenen met procenten
Een fiets is 6% duurder geworden en is nu 798 euro. Hoe duur was de fiets voor de prijsverhoging?
Slide 29 - Open question
Nu niet gaan maken, maar deze opdracht moet je aankunnen!