Vertaalzinnen periode 4

Vertaalzinnen periode 4
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Vertaalzinnen periode 4

Slide 1 - Slide

zij gaat uit

Slide 2 - Open question

Zij gaat vaak uit met haar vrienden.
Elle
sort
souvent
avec
ses
amis
toujours
parfois
son
sa

Slide 3 - Drag question

Ik ontvang

Slide 4 - Open question

Ik ontvang elke week een brief van mijn oma. 
Je
reçois
une
lettre
de
ma
grand-mère
chaque
semaine

Slide 5 - Drag question

Ik heb gemoeten

Slide 6 - Open question

Ik heb laat moeten werken gisteravond. 
J'ai
travailler
tard
hier
soir
travaille
demain
nuit

Slide 7 - Drag question

Comment chercher dans un dictionnaire?
Waar moet je op letten als je in een woordenboek zoekt? 

Bedenk drie dingen. 

Slide 8 - Slide

Chercher quelque chose au dictionnaire
Het lijkt simpel, iets opzoeken in een papieren woordenboek, maar let op: 
1. Zoek een woord op bij de meest basale vorm:
- zelfstandig naamwoord in het enkelvoud
- bijvoeglijk naamwoord in het enkelvoud mannelijk
- werkwoordvorm bij het hele werkwoord
- uitdrukking bij het eerste zelfstandig naamwoord of anders werkwoord
2. LEES DOOR. Een woord kan meerdere betekenissen hebben. Pak niet klakkeloos de eerste, maar kijk wat het beste in de zin past.

Slide 9 - Slide

Aujourd'hui, il célèbre son anniversaire.

Onder welk woord vind je "célèbre" in het woordenboek?
A
célèbre
B
célèbres
C
célébrer
D
célébration

Slide 10 - Quiz

Gérard Dépardieu était un acteur célèbre.

Onder welk woord vind je "célèbre" in het woordenboek?
A
célèbre
B
célèbres
C
célébrer
D
célébration

Slide 11 - Quiz

Waar komt een woord vandaan:
Dat hangt er maar vanaf. 

célèbre - beroemd

célébrer - vieren --> il célèbre: hij viert
la célébration - de viering

Slide 12 - Slide

Cherchez au dictionnaire: 
Noteer van de volgende dikgedrukte woorden in de zinnen eerst onder welk woord je het woord of de uitdrukking gevonden hebt. Schrijf daarna de vertaling volgens het woordenboek op. 

Slide 13 - Slide

Cherhez au dictionnaire:
1. Au lieu de me dire la vérité, il a inventé de nouveaux mensonges.
2. Maintenant, j'ai vraiment du mal à lui faire confiance.
2. Elle était en train de faire la vaisselle, quand elle a entendu la nouvelle.
3. Les résultats n'étaient pas étonnants, mais j'étais quand-même un peu déçu
4. Les nouvelles de la situation sont inquiétantes.
5. J'ai découvert qu'elle a été très généreuse.

Slide 14 - Slide

Staat onder lieu: plaats, plek

~ staat voor het woord dat je gezocht hebt, in dit geval lieu

Verderop, bij uitdrukkingen, staat au ~ de  - in plaats van

Slide 15 - Slide

Mensonge: de leugen of het liegen
In de zin staat mensonges - dus leugens 

Slide 16 - Slide

Soms moet je ver doorlezen en heel goed op de kleine woordjes letten! 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Vaak heb je geluk en staat het woord er letterlijk in. 
Maar om te laten zien: ook dit woord is ergens vanafgeleid. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Soms staat het woord er wel letterlijk in, maar als je de vertaling in de zin probeert in te vullen, wordt de zin heel vreemd. 

Ik heb open veld? 
Ik heb onbedekt / open? 

Dan komt het waarschijnlijk van een heel werkwoord en moet je verder lezen.

Slide 23 - Slide

(fig) betekent: figuurlijke betekenis. Dus niet letterlijk, maar beeldspraak. In dit geval past de figuurlijke betekenis niet echt in de zin. Soms wel! 

Slide 24 - Slide