Powerrrrles

Powerrrrles
Begrippenspel
1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with text slides.

Items in this lesson

Powerrrrles
Begrippenspel

Slide 1 - Slide

1.1
1813 werd Nederland een monarchie
  • Nederland kreeg een grondwet
  • Burgers kregen grondrechten

Constitutionele monarchie: een bestuursvorm waarbij de macht van de koning(de monarch) is vastgelegd in een grondwet (de constitutie).

Slide 2 - Slide

1.1
Koning Willem I
  • De koning nam alle belangrijke beslissingen
  • De koning en de ministers vormden samen de regering
  • Er was in Nederland ook een parlement: een volksvertegenwoordiging die bestond uit de Eerste en Tweede Kamer

Slide 3 - Slide

1.1
Zie dia's

Schema leren in Teams

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

1.1
Luxemburgse kwestie (1866-1867)
  • Ruzie: wat gaat er gebeurt er met Luxemburg? Willem II doet stiekem
  • Parlement wordt boos!
Waarom kon het parlement niet boos worden op Willem II?

Slide 6 - Slide

1.2
Liberalisme
  • Zo veel mogelijk vrijheid voor de burgers
  • Overheid moet zorgen voor orde en veiligheid, maar zo weinig mogelijk wetten
  • Iedereen zorgt voor zichzelf

Slide 7 - Slide

1.2
Socialisme
  • Geld en bezit moet eerlijker verdeeld worden
  • Meer gelijkheid tussen arm en rijk
  • Bestuur moet armen meer helpen door beschermende wetten voor arbeider te maken
  • Socialisten & sociaaldemocraten

Slide 8 - Slide

1.2
Confessionalisme
  • Baseren hun politieke ideeën op het geloof (confessie)
  • In Nederland toentertijd de katholieken en protestanten

Slide 9 - Slide

1.2
Censuskiesrecht: kiesrecht waarbij alleen mensen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, mochten stemmen


Met name socialisten strijden voor algemeen kiesrecht

Slide 10 - Slide

1.2
Sociale kwestie: het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders als gevolg van de industriële revolutie

Slide 11 - Slide

1.2
Sociale wetten: wetten die mensen beschermen tegen de gevolgen van armoede, ziekte, ouderdom en werkloosheid.
 

Waarom willen liberalen en confessionelen geen sociale wetten?

Slide 12 - Slide

1.2
Openbaar en bijzonder onderwijs

Confessionelen: bijzonder onderwijs moet ook betaald worden!
Liberalen: overheid is niet verantwoordelijk voor godsdienstlessen

Schoolstrijd: de politieke ruzie over de vraag wie het bijzonder onderwijs moest betalen


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

1.2
Vanaf 1880 worden politieke partijen opgericht
• De protestanten richtten de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) op o.l.v. Abraham Kuyper (de 'kleine Luyden')*

Slide 15 - Slide

1.2
• De katholieken gingen samenwerken o.l.v. Herman Schaepman. Later richtten de katholieken de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP) op

Slide 16 - Slide

1.2
De liberalen richtten de Liberale Unie op, vooral voor de rijkere burgers

Slide 17 - Slide

1.2
• De sociaaldemocraten richtten de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP) op o.l.v. Pieter Jelles Troelstra, vooral voor arbeiders.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Powerrrles
Kahoot

Slide 20 - Slide

1.3
1873 economische crisis-> komst van sociale wetten

1. Kinderwetje van van Houten: kinderen tot 12 jaar mogen niet meer in de fabriek werken

Slide 21 - Slide

1.3
2. Ongevallenwet in 1901: kan je niet meer werken-> uitkering

3. Woningwet in 1901: woningen moesten voortaan aan voorschriften voldoen

Slide 22 - Slide

1.3
Caoutchouc-artikel: grondwetsartikel uit 1887 dat kiesrecht gaf aan alle mannen die aan bepaalde eisen voldeden.

Wie werden uitgesloten?

Slide 23 - Slide

1.3
Feminisme: een beweging die opkomt voor gelijke rechten voor de vrouw.
 

Eerste feministische golf: periode van 1870 tot ongeveer 1920 waarin steeds meer (vooral rijke) vrouwen in actie kwamen voorgelijke rechten

Slide 24 - Slide

1.3
Pacificatie van 1917: naam voor de grondwetswijziging in 1917, toen socialisten, confessionelen en een deel van de liberalen voor elkaars wensen stemden
 

Wat waren die wensen?

Slide 25 - Slide

1.3
Veranderingen van grondwet in 1917

  • Er kwam algemeen kiesrecht voor mannen ouder dan 23
  • De financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs werd ingevoerd
  • Het districtenstelsel werd vervangen door het stelsel van evenredige vertegenwoordiging
  • Vrouwen kregen passief kiesrecht

Slide 26 - Slide

1.3
Parlementaire democratie: een bestuursvorm waarin de macht ligt bij een parlement dat gekozen wordt door de burgers


Gevolgen voor het parlement?

Slide 27 - Slide

1.4
Nederland heeft invloed op politiek door
• Directe verkiezingen voor verschillende volksvertegenwoordigingen: de gemeenteraad (voor de gemeente), de Provinciale Staten (voor de provincie) en de Tweede Kamer (voor het hele land)
• Ook is er het referendum. Bij een referendum kunnen burgers stemmen over één wet of maatregel

Slide 28 - Slide

1.4
Tweede Kamer
  • Elke 4 jaar verkiezingen die bepalen hoeveel zetels een partij krijgt
  • Coalitie: een groep partijen in de Tweede Kamer die het samen eens zijn over wat ze willen veranderen in Nederlanden en die de ministers aanwijzen die de plannen gaanuitvoeren.
  • Oppositie: De partijen in de Tweede Kamer die niet in de coalitie zitten.

Slide 29 - Slide

1.4
Wat houden de volgende rechten in voor de Tweede Kamer?
• Het recht van budget.
• Het recht van interpellatie.
• Het recht van enquête.
• Het recht van initiatief.
• Het recht van amendement.

Slide 30 - Slide

1.4
Klassieke grondrechten: grondrechten die burgers beschermen tegen de macht van de overheid.
 

Sociale grondrechten: grondrechten die zorgen voor bescherming van burgers door de overheid.

Slide 31 - Slide

1.4
Nederland is een rechtstaat
• Alle burgers zijn voor de wet gelijk
• Rechters zijn onafhankelijk. 

Scheiding der machten

Slide 32 - Slide

Begrippenspel

Slide 33 - Slide