17.5 Genregulatie 24-25

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.5 Genregulatie
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 46 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.5 Genregulatie

Slide 1 - Slide

Doel en begrippen 17.5
Je leert hoe cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen
activeren, silencen, genexpressie, chromatinestructuur, nucleolus, epigenoom, milieufactoren, epigenetica, genomische imprinting, genregulatie, structuurgenen, regulatorgenen, operator, promotor, repressor-eiwit, transcriptiefactoren, enhancers, silencers, activatoreiwitten, repressor-eiwitten, micro-RNA

Slide 2 - Slide

In vrijwel alle cellen:
  • Zelfde DNA (en dus genen), maar de expressie van die genen
      variëert
    (expressie is: DNA -> mRNA-> AZ -> EW -> eigenschappen)
  • 2 opties: 
    -genen activatie (genen aanzetten))
    -genen silencing (genen uitgeschakeld)

Slide 3 - Slide

Genexpressie (bron 16)
afhankelijk van chromatinestructuur (histonen + DNA)

  • heterochromatine (compacte structuur) o.a. via methylgroep
  • euchromatine (losse structuur) o.a. via acetylcholine

    Genexpressie door binding van RNA-polymerase. Toegankelijkheid van die genen voor dit polymerase is variabel -> epigenetica

  • D.w.z: door toegankelijkheid andere expressie van zelfde sequentie, vb: ATG ACC

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Genoom vs epigenoom
Genoom= DNA sequentie ATCG ATCG etc

Epigenoom = Besturingssysteem van het genoom

Slide 6 - Slide

Genomische imprinting
Stel: A is bruine ogen a is blauwe ogen
genotype is Aa
Fenotype is bruin want A is dominant

Maar: De sequentie die bij A hoort kan gemethyleerd zijn waardoor A niet tot expressie komt en daardoor a wel: blauwe ogen!

Slide 7 - Slide

Epigenetische verschillen bij 1-eiige tweelingen
Zelfde genoom (DNA-sequentie!
Ander epigenoom!

Door verschil in:
eten, roken, medicatie, vervuiling 
activiteit (sport), emoties (stress) etc. 

Slide 8 - Slide

Epigenetica
Genexpressie kan worden beïnvloed door wijzigingen in chromatine (DNA + eiwitten) zonder dat de nucleotidenvolgorde wordt veranderd.


Slide 9 - Slide

Filmpje zie volgende dia

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Epigenoom: 4 manieren om genexpressie te reguleren
1Het epigenoom zorgt ervoor dat er geen m-RNA wordt geproduceerd. =geen transcriptie van een gen is.


2Het epigenoom zorgt ervoor dat geproduceerd m-RNA in het cytoplasma wordt vernietigd (RNA-interferentie)= geen translatie.

3Het epigenoom kan delen van het DNA methyleren, waardoor dat deel van het genoom onleesbaar is geworden.


4Het epigenoom kan zorgen voor extreme condensatie van delen van het genoom, waardoor de betreffende genen onleesbaar zijn geworden, zie slide 13 en 14

Slide 13 - Slide

Spiralisatie
Donkere plekken in de kern:
sterk gespiraliseerd DNA 
= heterochromatine
-> geen transcriptie

+ nucleolus (kernlichaampje)

(betrokken bij RNA synthese)

Slide 14 - Slide

Spiralisatie
Lichte plekken in de kern:
weinig gespiraliseerd DNA
= euchromatine
-> wel transcriptie

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Methylering en acetylering histonen






Acetylering (toevoeging van een -COCH3 groep) van een histonstaart zorgt voor minder spiralisatie, dus "open" structuur!

Slide 17 - Slide

Methylering en acetylering histonen






Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van een histonstaart zorgt voor meer spiralisatie, dus compacte structuur

Slide 18 - Slide

Methylering DNA




Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van de Cytosine-base bij de promotor (aanhechtingsplaats van RNA polymerase) voorkomt de transciptie (blokkade)

Slide 19 - Slide

Methylering DNA




Methylering van Cytosine wordt beïnvloed door invloeden van buitenaf (stress/ eetpatroon=epigenetica). 

Slide 20 - Slide

Methylering DNA





Methylering van Cytosine wordt bij de DNA replicatie meegenomen dus erft het kind het methylering-patroon van de ouders -> eigenschappen van een kind zijn deels beïnvloed door de milieufactoren van de ouders.

Slide 21 - Slide

Methylering DNA




Genomische imprinting: als de eigenschappen van een kind recessief zijn doordat het dominante gen is uitgeschakeld door epigenetische factoren.

Slide 22 - Slide

zie volgende dia

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Regeling transcriptie - prokaryoten





Voorbeeld: regulatie van genen voor de aanmaak van enzymen om lactose te verteren (bron 21)

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Regulatie transcriptie
prokaryoot
1. Welk enzym zou er gemaakt kunnen worden zodat lactose afgebroken wordt?

2. Leg uit dat hier sprake is van een negatieve terugkoppeling

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Activatoreiwitten (1) binden aan enhancer-DNA en stimuleren de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek)



Slide 33 - Slide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Coactivator-eiwitten (2) zorgen voor koppeling tussen verschillende 
transciptiefactoren en stimuleren de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)


Slide 34 - Slide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x




TATA bindende transcriptiefactor (3) bindt aan de TATA-box (niet gen-specifiek)

Slide 35 - Slide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Basale transcriptiefactoren (4) zijn nodig voor de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)




Slide 36 - Slide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Buigingseiwit is soms nodig om een juiste lus in het DNA te maken zodat het transcriptiecomplex gevormd kan worden. 




Slide 37 - Slide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Repressoreiwitten (6) binden aan silencer-DNA en voorkomen de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek)




Slide 38 - Slide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Regulerend DNA (7): enhancer DNA en silencer DNA zijn de bindingsplaatsen voor activatoreiwitten en repressoreiwitten. Hier wordt de transcriptie geregeld.




Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Regeling translatie
Hetzelfde pre mRNA kan door verschillende splicing (verwijderen introns) andere mRNA en dus andere eiwitten opleveren.

Slide 41 - Slide

Regeling
translatie

Translatie kan pas 
beginnen na het 
aanhechten van de poly-A staart (AAAAA staart). Door dit proces te remmen met een eiwit kan de translatie vertraagd worden.

Slide 42 - Slide

Regeling translatie
micro RNA - kleine stukjes RNA - is complementair aan mRNA en kan hier aan binden. Daardoor kan het mRNA niet worden afgelezen (Hoofdstuk 18). Je blokkeert dan de translatie

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Video

Huiswerk paragraaf 17.5
1 tm 6

Slide 46 - Slide