H4B 11-6-2021

Aardrijkskunde H4B






11 juni 2021
1 / 32
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Aardrijkskunde H4B






11 juni 2021

Slide 1 - Slide

Lesplanning
  • Uitleg §4.3 (20 min)
       - IJsselmeergebied
       - Zuidwestelijke Delta
  • Maken §4.3 (20 min)
       Opdracht 1, 3, 4a, 5b en 6c
  • Klaar?
       - Nakijken §4.3 en filmpje watersnoodramp 1953
       - Lezen en maken §4.3
       - Verder werken aan praktische opdracht

Slide 2 - Slide



Uitleg §4.3

Slide 3 - Slide

Waar denk je aan bij Nederland
en de zee?

Slide 4 - Mind map

IJsselmeergebied
Zuiderzeewerken
Bestaat uit Afsluitdijk en landaanwinning
Was daarvoor een zee (Zuiderzee)
Doelen Zuiderzeewerken

- Veiligheid (kortere kustlijn)          - Meer land beschikbaar
- Zoetwatervoorraad                          - Betere verbindingen
 Spuisluizen
Lozen water van het IJsselmeer in de zee

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Map

Zuidwestelijke Delta
Deltawerken
Aangelegd na de watersnoodramp in 1953
Bestaat uit primaire afsluitingen (direct aan zee) en secundaire afsluitingen (verder landinwaarts) 
Doelen Deltawerken
- Veiligheid (kortere kustlijn)          - Zoetwatervoorraad
- Betere verbindingen                       - Recreatie

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Map

Waarom zijn de Deltawerken aangelegd?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Wat zag je op de foto?
A
Deltawerken
B
Zuiderzeewerken

Slide 14 - Quiz

Wat zag je op de foto?
A
primaire afsluiting
B
secundaire afsluiting

Slide 15 - Quiz

Wat is het voordeel van een kortere kustlijn?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Wat zag je op de foto?
A
Deltawerken
B
Zuiderzeewerken

Slide 18 - Quiz

Wat was het gevolg van de aanleg van de Afsluitdijk voor het water in de voormalige Zuiderzee?

Slide 19 - Open question

Overstromingsrisico kust
Combinatie van verschillende processen
1.  Zeespiegelstijging
     Gevolg van het versterkte broeikaseffect
2. Bodemdaling
     - Nederland is een dalingsgebied
     - Inklinking bodem (inzakken bodem door bemaling)
     
     Absolute zeespiegelstijging: alleen stijging van de zeespiegel
     Relatieve zeespiegelstijging: stijging van de zeespiegel + bodemdaling

Slide 20 - Slide

Dreiging door de zee
Combinatie van omstandigheden
1.  Springtij
     Zon, maan en aarde in een rechte lijn. Zeewater staat bij vloed extra hoog.
2. Noordwesterstorm
     Water staat extra hoog in Noordzee, Nieuwe Waterweg en Westerschelde 
     door trechtervorm
3. Piekafvoer grote rivieren
     Water staat extra hoog in grote rivieren door veel neerslag in 
     stroomgebied > water kan niet geloosd worden in zee

Slide 21 - Slide

Als je kijkt naar de zeespiegelstijging en de bodemdaling gaat het over ...
A
absolute zeespiegelstijging
B
relatieve zeespiegelstijging

Slide 22 - Quiz

Waardoor is er in Nederland sprake van bodemdaling?

Slide 23 - Mind map

Hoe kan een piekafvoer in rivieren een extra risico vormen voor overstromingen?

Slide 24 - Open question

Soorten steden
  • Megasteden: minimaal 10 miljoen inwoners; vooral in arme landen
  • Wereldsteden: belangrijke rol voor de economie, politiek of cultuur wereldwijd; vooral in rijke landen
  • Hoofdsteden: meestal de plek waar de regering zit
  • Primate cities: 1e stad is veel groter dan 2e stad van het land; 1e stad minimaal 2x zoveel inwoners als 2e stad 
Aan het werk
Wat?
Lezen §4.3
Maken §4.3: opdracht 1, 3, 4a, 5b en 6c
Waar?
Werkboek of digitaal lesmateriaal
Hoe?
20 minuten; zelfstandig of samenwerken
Vragen via vinger, chat of microfoon
Klaar?
Nakijken §4.3
Filmpje watersnoodramp 1953
Lezen en maken §4.4
Verder werken aan praktische opdracht 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Afsluiting

Slide 29 - Slide

Huiswerk voor 14-6
  • Maken §4.3: opdracht 1, 3, 4a, 5b en 6c

Slide 30 - Slide

Wat heb je vandaag
geleerd?

Slide 31 - Mind map

Welke uitspraak is het meest op jou van toepassing voor §4.3?
A
ik ken de stof goed
B
ik ken de stof redelijk
C
ik vind de stof lastig
D
ik heb meer uitleg of oefening nodig

Slide 32 - Quiz