Les 4 §4 feit, mening en argumenten les 1

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige lessen
* theorie Cursus Meer dan lezen §4 
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan ik:
* feiten, meningen en argumenten onderscheiden in een tekst.

timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige lessen
* theorie Cursus Meer dan lezen §4 
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan ik:
* feiten, meningen en argumenten onderscheiden in een tekst.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Terugblik
Pak je laptop erbij en log in bij LessonUp

Slide 2 - Slide

Wat is een tekstverband?
A
Een tekstverband is een pleister voor een tekst.
B
Een tekstverband is hetzelfde als een tussenkopje.
C
Een tekstverband is een signaalwoord.
D
Een tekstverband geeft aan wat zinnen met elkaar te maken hebben.

Slide 3 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het chronologisch (tijd) tekstverband?
A
terwijl
B
daarnaast
C
toch
D
mits

Slide 4 - Quiz

Wat is GEEN tekstverband?
A
opsomming
B
voorwaarde
C
synoniem
D
tegenstelling

Slide 5 - Quiz

Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.

Wat is in deze zin het tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 6 - Quiz

Bespreken huiswerk 
C1 §3 m. opdr. 4 en 5 (online)

Slide 7 - Slide

§4 Feit, mening en argument

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Pak iets groens en roods

Slide 10 - Slide

Mening of feit?
Mening = groen
Feit = rood

Sporten is gezond.

Slide 11 - Slide

Mening of feit?
Mening = groen
Feit = rood

Ik vind turnen een gave sport.

Slide 12 - Slide

Mening of feit?
Mening = groen
Feit = rood

Het is raar om leraren met 'u' aan te spreken.

Slide 13 - Slide

Mening of feit?
Mening = groen
Feit = rood

Van regen word je nat.

Slide 14 - Slide

Feit
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:

Onze school Mariënburg staat in Leeuwarden.
  • waar feit
Het adres van deze school is Achter de Hoven 10.
  • onwaar feit
 


Slide 15 - Slide

Mening
  • Wat iemand van iets vindt. 
  • Kun je eens of oneens mee zijn. 
  • Herken je vaak (maar niet altijd) aan signaalwoorden als; ik vind, volgens mij, lijkt mij, daarom, dan ook en dus n aan formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten.

Slide 16 - Slide

Argument
  • Reden(en) waarom iemand een bepaalde mening heeft. 
  • Herken je vaak (maar ook niet altijd) aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk:

Slide 17 - Slide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 1 en 2 
Cursus 1 - §4 feit, mening en argumenten

Hoe:
In je schrift
Je mag fluisterend overleggen.

Hulp:
Theorie uit je boek en je aantekeningen
Tijd:
15 minuten
Klaar:
Start met opdracht 3 en 4
(huiswerk)

timer
15:00

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Di 26-11
C1 §4 opdracht 3 en 4

Slide 19 - Slide