toetsweekstof les 1, 1AGa

1AGa, les 1
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1AGa, les 1

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 3 - Mind map

Groep in Op Niveau:
Voeg jezelf toe aan de groep in de methode.
Gebruik daarvoor de volgende code:

TG6Y5QKP

Slide 4 - Slide

Welke vraag heb je bij opdracht 44 en 45?

Slide 5 - Open question

tekstsoorten en tekstvormen
Bij ieder tekstdoel horen tekstsoorten en tekstvormen. Zie het schema op bladzijde 38 van je boek.

Slide 6 - Slide

Elke tekst heeft een tekstdoel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren

Slide 8 - Quiz

Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren

Slide 9 - Quiz

Tekstdoel?
A
informeren
B
uitleg geven
C
mening laten vormen
D
amuseren

Slide 10 - Quiz

Een leesboek (fictie) heeft als tekstdoel...
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen
D
uitleg geven

Slide 11 - Quiz

Een schoolboek hoort bij het tekstdoel:
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overhalen
D
Na laten denken

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Informatie geven
Uitleg geven over "hoe" iets werkt of in elkaar zit
De lezer overtuigen van je mening
Onderwerp van verschillende kanten belichten
Overhalen om iets te doen of kopen
De lezer vermaken
Informeren
uiteenzetten
Betogen
Beschouwen
Activeren
Amuseren

Slide 14 - Drag question

Publiek
Een schrijver schrijft met een doel. Hij wil iets bereiken. De lezer noem je het publiek van de schrijver.

Slide 15 - Slide

Publiek
- Breed publiek
- Gespecialiseerd publiek
- Een kleine groep of individu

Slide 16 - Slide

Het journaal van acht uur.
A
Breed publiek
B
Gespecialiseerd publiek
C
Een kleine groep of individu

Slide 17 - Quiz

Een artikel over muziekinstrumenten in een muziektijdschrift.
A
Breed publiek
B
Gespecialiseerd publiek
C
Een kleine groep of individu

Slide 18 - Quiz

Een klachtenbrief aan de klantenservice van een groot bedrijf.
A
Breed publiek
B
Gespecialiseerd publiek
C
Een kleine groep of individu

Slide 19 - Quiz

En nu zelf aan de slag:
Maak opdracht 47, 48 en 50, op blz. 39 van je boek of online in de methode.

Slide 20 - Slide