This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
de gebiedende wijs spel je als
A
een werkwoord in de 1e persoon
B
een werkwoord in de 2e persoon
C
een werkwoord in de 3e persoon
D
een werkwoord in de meervoud
Slide 1 - Quiz
Vul in in ott: mijn buurjongen *(schilderen) op de muren, wat iedereen verschrikkelijk (vinden)
A
schildert/vind
B
schildert /vindt
C
schilderd/vind
D
schilderd/vindt
Slide 2 - Quiz
vul in: het ww in de ott: Timo wakeboarden elke dag
A
wakeboart
B
wakeboard
C
wakeboardt
D
wakeboardet
Slide 3 - Quiz
vul het ww in in de verleden tijd: Rudy (gamen) tot diep in de nacht wat zijn vader niet (waarderen) heeft
A
gamede/waardeerd
B
gamede/gewaardeerd
C
gamet/waardeert
D
gamed/gewaardeerd
Slide 4 - Quiz
vul het ww in in de ovt: er was een tijd dat iedereen contant (betalen) of (chippen)
A
betaalde/chipte
B
betaaldde/chipte
C
betaalde/chipde
D
betaaldde /chipde
Slide 5 - Quiz
vul het werkwoord tussen haakjes goed in: Jan heeft haring (bestellen) die hij met smaak (verorberen)
A
bestelt /verorbert
B
besteld/verorberd
C
bestelt /verorberd
D
besteld /verorbert
Slide 6 - Quiz
vul de ww tussen haakjes goed in: omdat de trein gevaarlijke stoffen (vervoeren) (worden) hij zorgvuldig (besturen)
A
vervoert/word/bestuurd
B
vervoert/wordt/bestuurd
C
vervoerdt/wordt/bestuurd
D
vervoerd/word/bestuurt
Slide 7 - Quiz
vul de ww goed in: de man die zijn meester (verraden) was de man die hem (begroeten) met een kus
A
verraden /begroeten
B
verradden /begroetten
C
verraadde /begroette
D
verrade /begroete
Slide 8 - Quiz
vul de ww goed in: de relschoppers (verwoesten) de winkels en dat (verrassen) iedereen
A
verwoesten/verrasten
B
verwoestte/verraste
C
verwoestten/verraste
D
verwoestte/verrastte
Slide 9 - Quiz
vul bij de volgende vragen de juiste vorm in van het werkwoord.
Slide 10 - Slide
in het slecht (verlichten) steegje probeerde Tim de brommer te (starten), maar hoe hij ook (chocken), het ding wilde niet (starten)
A
verlichte, starten chockte, starten
B
verlichtte, startten, choockte, starten
C
verlichte, starte, chockte, starten
D
verlichtte, starten, chockte, starten
Slide 11 - Quiz
de inwoners keken (verbijsteren) naar de (doden) draak die hun stad jaren lang had (tiranniseren) en aan wie ze hun dochters hadden (offeren)
A
verbijsterd, gedoodde, getiranniseerd, geoffert
B
verbijstert, gedode, getiranniseerd, geofferd
C
verbijsterd, gedode, getiranniseert, geoffert
D
verbijsterd, gedode, getiranniseerd, geofferd
Slide 12 - Quiz
bij welke werkwoorden kun je iets aan 't kofschip hebben?
A
zwak tegenwoordige tijd
B
sterk verleden tijd
C
zwak verleden tijd
D
sterk tegenwoordige tijd
Slide 13 - Quiz
voeg in de volgende zinnen leestekens, apostrof, koppelteken en accenten toe. verander zo nodig cijfers in letters
Slide 14 - Slide
de domine... vroegen mij bridget jan van kerkhof s avonds met zijn vrouw eline 10 potjes in amstelveen
Slide 15 - Open question
de reden dat ik dat vind zegt meneer petersen is dat ik niet meer in de cafes kom omdat ik daar miep kan tegenkomen
Slide 16 - Open question
vul het meervoud in: academicus
Slide 17 - Open question
vul het meervoud in: rund
Slide 18 - Open question
vul het meervoud in: porie
Slide 19 - Open question
vul het meervoud in: vakantie
Slide 20 - Open question
vul het meervoud in: baby
Slide 21 - Open question
vul het meervoud in: taxi
Slide 22 - Open question
vul het meervoud in: evangelie
Slide 23 - Open question
vul het meervoud in: genie
Slide 24 - Open question
vul het meervoud in: bacterie
Slide 25 - Open question
vul alle mogelijke meervoudsvormen in: sponsor
Slide 26 - Open question
maak een verkleinwoord: buggy
Slide 27 - Open question
maak een verkleinwoord: kiwi
Slide 28 - Open question
maak een verkleinwoord: dvd
Slide 29 - Open question
maak een verkleinwoord: A4
Slide 30 - Open question
maak een verkleinwoord: 7
Slide 31 - Open question
maak een verkleinwoord: blad
Slide 32 - Open question
maak een verkleinwoord: café
Slide 33 - Open question
maak een verkleinwoord: koning
Slide 34 - Open question
maak een samenstelling: koe + vlaai
Slide 35 - Open question
maak een samenstelling: station + straat
Slide 36 - Open question
maak een samenstelling: gezin + samenstelling
Slide 37 - Open question
maak een samenstelling: station + klok
Slide 38 - Open question
maak een samenstelling: zon + steek
Slide 39 - Open question
goed of fout? berenkuil
A
goed
B
fout
Slide 40 - Quiz
goed of fout? aspirinendoosje
A
goed
B
fout
Slide 41 - Quiz
goed of fout? rijstepap
A
goed
B
fout
Slide 42 - Quiz
goed of fout? reuzengezellig
A
goed
B
fout
Slide 43 - Quiz
goed of fout? ruggenspraak
A
goed
B
fout
Slide 44 - Quiz
goed of fout: groentenboer
A
goed
B
fout
Slide 45 - Quiz
goed of fout: gedachtesprong
A
goed
B
fout
Slide 46 - Quiz
vul de juiste vorm in: aan de ....mensen werd koffie aangeboden maar .... hadden liever thee
A
meeste /sommigen
B
meesten /sommigen
C
meeste/ sommige
D
meesten/sommige
Slide 47 - Quiz
van de mooie planten heb ik er ... gekocht
A
enkele
B
enkelen
Slide 48 - Quiz
de leerlingen gokten de ....vragen .... hadden het mis
A
meesten / enkelen
B
meesten / enkele
C
meeste/enkele
D
meeste/enkelen
Slide 49 - Quiz
... genodigde kwamen niet opdagen, .... hadden een excuus
A
vele / weinigen
B
vele / weinige
C
velen / weinige
D
velen / weinigen
Slide 50 - Quiz
hele getallen tot en met twintig schrijf je met letters
A
waar
B
niet waar
Slide 51 - Quiz
exacte waarden, zoals jaartallen en gewichten en temperatuur schrijf je met cijfers
A
waar
B
niet waar
Slide 52 - Quiz
verander cijfers in letters en andersom waar nodig: 50 jaar geleden waren er 10 van de dertig inwoners die op de veertiende van de maand hun derde ster van wel 34 kilo zagen vallen rond elf uur 's avonds.