What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
spelling: verkleinwoorden samenstelling bvn leestekens
Wat is correct?
A
Een linnen theedoek
B
Een linne theedoek
1 / 31
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1,3
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is correct?
A
Een linnen theedoek
B
Een linne theedoek
Slide 1 - Quiz
Wat is correct?
A
een klein meisje
B
Een kleine meisje
Slide 2 - Quiz
Wat is correct?
A
een klein theedoek
B
Een kleine theedoek
Slide 3 - Quiz
Het vliegtuig
A
lande
B
landde
Slide 4 - Quiz
Wat is goed?
A
Zuid-Amerika
B
Zuidamerika
C
zuid-amerika
Slide 5 - Quiz
Wat is goed?
A
Mevrouw Van Dam koopt citroenen.
B
Mevrouw van Dam koopt citroenen.
Slide 6 - Quiz
Wat is goed?
A
Ik schrijf deze brief aan Noord-europese politici
B
Ik schrijf deze brief aan Noord-Europese politici.
C
Ik schrijf deze brief aan noord-europese politici
Slide 7 - Quiz
Wat is juist?
A
'S morgens haal ik de krant uit de brievenbus.
B
's Morgens haal ik de krant uit de brievenbus.
C
'S Morgens haal ik de krant uit de brievenbus.
D
Morgens haal ik de krant uit de brievenbus.
Slide 8 - Quiz
Wat is juist?
A
jockeytje
B
jockey'tje
Slide 9 - Quiz
Wat is juist?
A
babietje
B
baby'tje
Slide 10 - Quiz
Wat is juist?
A
bureau's
B
bureaus
Slide 11 - Quiz
Wat is juist?
A
paraplutje
B
paraplu'tje
C
parapluutje
Slide 12 - Quiz
Wat is het juiste meervoud?
A
kopiën
B
kopieën
Slide 13 - Quiz
Wat is het juiste meervoud?
A
slimmeriken
B
slimmerikken
Slide 14 - Quiz
Wat is juist?
A
Ik woon in het noorden van het land.
B
Ik woon in het Noorden van het land.
Slide 15 - Quiz
Wat is juist?
A
Een Frans kaasje lust ik graag.
B
Een frans kaasje lust ik graag.
Slide 16 - Quiz
Vul het juiste verkleinwoord in.
A
woningje
B
woninkje
C
woningkje
Slide 17 - Quiz
Vul het juiste verkleinwoord in.
A
autotje
B
auto'tje
C
autootje
Slide 18 - Quiz
Vul het juiste meervoud van het woord 'luis' in.
A
luizen
B
luisen
Slide 19 - Quiz
Vul het juiste meervoud van het woord café in.
A
café's
B
cafés
Slide 20 - Quiz
Vul het juiste meervoud van het woord ski in.
A
skies
B
skis
C
ski's
D
skie's
Slide 21 - Quiz
Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
A
huis vuil
B
huisvuil
Slide 22 - Quiz
Het hele ___ van de wedstrijd.
A
team genoot
B
teamgenoot
Slide 23 - Quiz
Schrijf de samenstelling goed op:
niveau + indeling
Slide 24 - Open question
Schrijf de samenstelling goed op:
niveau + verschil
Slide 25 - Open question
Schrijf de samenstelling goed op:
chocolade + eitjes
Slide 26 - Open question
Schrijf de samenstelling goed op:
cosmetica + industrie
Slide 27 - Open question
Schrijf de samenstelling goed op:
karate + examen
Slide 28 - Open question
Schrijf de samenstelling goed op:
karate + trap
Slide 29 - Open question
Schrijf de samenstelling goed op:
opera + uitvoering
Slide 30 - Open question
Schrijf de samenstelling goed op:
stage + activiteit
Slide 31 - Open question
More lessons like this
Spelling: herhaling stof
November 2020
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Quiz leestekens en samenstellingen
October 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Spelling: samenstellingen en tussen n en s
November 2020
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
spelling K3
January 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Lager onderwijs
4a Tussenletters
October 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Spelling herhaling leerjaar 1
August 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spelling herhaling leerjaar 1
September 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
3M - Taalverzorging Spelling - H1 tm H6 Oefenen
September 2022
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3