Leestekens

Spelling
leestekens
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling
leestekens

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Herhaling hoofdletters: Kahoot
Uitleg leestekens 
Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Wat is het leerdoel?
Punt, vraagteken en uitroepteken

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je een punt?
A
Na een hoofdletter
B
Na een normale zin

Slide 4 - Quiz

Punt
Een punt gebruik je na een normale zin.
Voorbeelden:
- Vandaag gaan wij op vakantie.
- Ik heb het erg naar mijn zin. 

Slide 5 - Slide

Maak een zin met een punt.

Slide 6 - Open question

Vraagteken
Een vraagteken schrijf je na een vraag.

Voorbeeld:

- Ken je de boeken van Carry Slee?
- Waarom heb je dat gedaan?

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je een vraagteken?
A
Na een normale zin
B
Na een hoofdletter
C
Na een vraag

Slide 8 - Quiz

Maak een zin met een vraagteken.

Slide 9 - Open question

Uitroepteken
Gebruik een uitroepteken om een zin extra nadruk te geven. 

Voorbeeld:

Ik doe mee!
Hou daar eens mee op! 

Slide 10 - Slide

Bij welke zin gebruik je een uitroepteken?
A
Ik vind dat heel erg leuk
B
Waarom doe je zo
C
Wat heb ik gedaan
D
Vandaag ga ik sporten

Slide 11 - Quiz

Maak zelf een zin met een uitroepteken

Slide 12 - Open question

Vul de leestekens juist in:
Pieter zit in de klas


Hij zegt de hele tijd: ‘broem broem broem _’
De docent vraagt hem vriendelijk: ‘Pieter, wil je even ophouden _’
Maar Pieter gaat gewoon door: ‘broem broem broem _’
Dan roept de docent: ‘Pieter, ga nu maar naar de gang _’
Pieter zegt terug: ‘Dat kan niet, want mijn benzine is op _ ’





Slide 13 - Slide

Huiswerk
Maken opdracht 1 t/m 5 

Slide 14 - Slide