Schrijven

  schrijven
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

  schrijven

Slide 1 - Slide

Wat bedoelt men met interpunctie?
A
hoofdletters, komma's, punten en leestekens
B
spelling
C
grammatica

Slide 2 - Quiz

Wat is het doel van interpunctie?
A
Leestekens?
B
Om een boodschap beter over te brengen.
C
Goed lezen is belangrijk!

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

s' Avonds laat ga ik graag op stap.
A
Interpunctie is goed
B
Interpunctie is fout

Slide 5 - Quiz

HOOFDLETTERS & INTERPUNCTIE
De zin moet zijn:

in het zuiden van de verenigde staten spreekt men spaans

A
In het zuiden van de verenigde Staten spreekt men Spaans.
B
In het zuiden van de Verenigde Staten spreekt men Spaans.
C
In het zuiden van de Verenigde Staten spreekt men spaans.
D
In het zuiden van de Verenigde staten spreekt men Spaans.

Slide 6 - Quiz

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Marieke --- zich in haar kamer.
A
verkleed
B
verkleedt

Slide 7 - Quiz

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Julia ----- snel vanwege haar lichte huid.
A
verbrand
B
verbrandt

Slide 8 - Quiz

Wanneer schrijf je een zakelijke brief? Geef minimaal één voorbeeld.

Slide 9 - Open question

In welke stijl schrijf je een zakelijke brief?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quiz

Wat woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste aanhef bij een zakelijke brief?
A
Hoi
B
Hallo
C
Geachte
D
Geen

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste groet bij een zakelijke brief?
A
Groetjes,
B
Met vriendelijke groet,
C
Houdoe!
D
Later!

Slide 13 - Quiz

Hoe schrijf je plaats & datum?
A
Eindhoven, 10-01-2021
B
Eindhvn, 10 januari 2021
C
eindhoven, 10 Januari 2021
D
Eindhoven, 10 januari 2021

Slide 14 - Quiz

Welke onderdelen zitten in alle zakelijke brieven?
A
argument voor
B
argument tegen
C
stelling
D
inleiding, kern, slot

Slide 15 - Quiz

Waaraan zie je dat een nieuw alinea begint?
A
Het eerste woord wordt met hoofdletters geschreven.
B
Er staat een witregel boven.
C
Het eerste woord is altijd 'u'.
D
Het eerste woord is altijd 'ik'.

Slide 16 - Quiz

Hoe geef je het onderwerp aan?
A
Onderwerp:
B
Deze brief gaat over:
C
Betreft:
D
Het onderwerp hoef je niet aan te geven.

Slide 17 - Quiz

Je schrijft een e-mail aan een tijdschrift. Je bent al jaren lid, maar vindt het te kinderachtig worden. Je wil je abonnement opzeggen. Schrijf het onderwerp op:

Slide 18 - Open question

Je hebt een laptop gekocht en hebt hierover een klacht. Je schrijft een e-mail waarin je de klacht uitlegt en om een oplossing vraagt. Schrijf het onderwerp op:

Slide 19 - Open question

Een zakelijke brief begint met 'Hoi Karin Smit'. Dit is geen goede aanhef voor een zakelijke brief. Schrijf hieronder de juiste aanhef op.

Slide 20 - Open question

Een zakelijke brief eindigt met 'Groeten, Frits de Jong'. Dit is geen goede groet voor een zakelijke brief. Schrijf hieronder de juiste groet op.

Slide 21 - Open question