NE mondeling boekverslagen

NE mondeling examen
VMBO 4
This video is no longer available
Welke video was dit?
D. Bosma
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

NE mondeling examen
VMBO 4
This video is no longer available
Welke video was dit?
D. Bosma

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

TEMPLATE
VMBO 4

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

TEMPLATE
VMBO 4

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

TEMPLATE
VMBO 4

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorbereiding NE examen
  • BB 4 boeken / KB 5 boeken/ TL 6 boeken lezen.
  • boekverslagen maken, want je moet vertellen over de inhoud van de boeken.
  • casus lezen: 20 minuten voor het examen in een voorbereidingslokaal.
VMBO 4

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Boekverslagen
  • Leeslijsten klaar maken.
  • Printen met je boekverslagen; deze heb je nodig om je voor te bereiden op het mondelinge examen.
  • Wat doe je tijdens de les op donderdag: lezen of boekverslagen maken.
  • Oefenen van de mondelinge examens in juli. 
VMBO 4

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Eisen boekverslag
Hou je aan de vaste onderdelen in het boekverslag. Deze moet je kunnen uitleggen bij het mondelinge examen.

Aan de slag!
VMBO 4
timer
20:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

schrijfvaardigheid
In dit onderdeel moet je zelf een tekst schrijven. Dit kan bijvoorbeeld gericht zijn aan de gemeente, je school of sportclub. De tekst kan allerlei doelen hebben. 
Bijvoorbeeld je mening geven, informatie vragen of iemand overtuigen. 
Kijk goed aan wie je de tekst schrijft en pas hier je schrijfstijl op aan.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

soorten tekst 
artikel: je start de tekst met een titel van je tekst
email: vergeet je onderwerp niet toe te voegen
brief: je start met een "geachte/beste..."

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp en hoofdgedachte vinden
https://youtu.be/mInvDIkeYbY

Onderwerp: één of enkele woorden,  geen volledige zin.
Hoofdgedachte: Wat wordt er in de tekst verteld over het onderwerp. het is een volledige zin. 
VMBO 4

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Formeel/informeel taalgebruik
We gebruiken het onderscheid formeel / informeel om naar het karakter van spreek- en schrijfsituaties te verwijzen. 
Formeel betekent dan 'zakelijk, officieel, tot het publieke domein behorend'.
Informeel 'niet-zakelijk, ongedwongen, tot de privésfeer behorend'.
VMBO 4

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Leesstrategiëen
https://youtu.be/15GySyrXDo4
VMBO 4

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Leesstrategiëen
orienterend
globaal
intensief
zoekend
kritisch
studerend
VMBO 4

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is een artikel betrouwbaar
Wie is de auteur en welke autoriteit heeft hij?
Kloppen de feiten / worden meningen onderbouwd?
Is het artikel objectief?
Zijn de feiten controleerbaar?
VMBO 4

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Tekstsoorten en schrijfdoelen
zitten aan elkaar gekoppeld!! 


https://youtu.be/6gBCD5EuayU


VMBO 4

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Tekstsoorten
Informerende / uiteenzettende teksten
Activerende teksten
Betogende teksten
Beschouwende teksten
Amuserende teksten
VMBO 4

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

schrijfdoelen van de schrijver
Informeren
Activeren (de lezer iets laten doen)
Overtuigen
Beschouwen
Amuseren
VMBO 4

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

VMBO 4

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Betoog, beschouwing en uiteenzetting
Betoog -  duidelijk de mening van de schrijver
Beschouwing -  je eigen mening objectief bepalen adhv voor- en nadelen
Uiteenzetting - zelden het woord ‘ik/ informeren / feiten

VMBO 4

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Homoniemen/synoniemen
Homoniemen - woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben. 
Bijv. bank (om op te zitten) en bank (als geldinstelling).
Synoniemen - Twee woorden die hetzelfde aanduiden
Bijv.  kapot / stuk

VMBO 4

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
Een signaalwoord is een woord of woordgroep waarmee een bepaald verband wordt aangegeven tussen verschillende alinea’s of zinnen. 
Zo zijn er bijvoorbeeld signaalwoorden voor opsommingen, vergelijkingen, conclusies, etc.

VMBO 4

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
Ik ga elke zondag wielrennen. Met harde wind fiets ik niet.

Ik ga elke zondag wielrennen, behalve als het hard waait




VMBO 4

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden voorbeelden
Tijd - voordat, vroeger, eerst, nadat, daarna, wanneer 
Opsomming - en, ook, verder, ten eerste,  ten slotte, als laatste.
Tegenstelling - maar, echter, toch, niettemin, enerzijds, hoewel
Overeenkomst, vergelijking - net zoals, hetzelfde als, evenals
Toelichting, voorbeeld - bijvoorbeeld, zoals, onder andere.
Oorzaak, gevolg - want, doordat, daardoor, waardoor

VMBO 4

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Pleonasme / tautologie
Bij een pleonasme wordt een eigenschap van iets dubbel uitgedrukt. bijv ROOD BLOED, GROTE REUS, WITTE SNEEUW 

Een tautologie is een combinatie van woorden die hetzelfde uitdrukken. bijv. PRACHT EN PRAAL, VAST EN ZEKER

VMBO 4

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat is het hier het
schrijfdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het schrijfdoel?
A
overtuigen
B
informeren
C
overhalen
D
instrueren

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het schrijfdoel?
A
overtuigen
B
informeren
C
overhalen
D
instrueren

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het schrijfdoel?
A
overtuigen
B
informeren
C
overhalen
D
instrueren

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het schrijfdoel?
A
overtuigen
B
informeren
C
overhalen
D
instrueren

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Tekstsoort?
A
Aansporende/ activerende tekst
B
Uiteenzettende tekst
C
Amuserende tekst
D
Informerende tekst

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions


Tekstsoort?
A
Aansporende tekst
B
Amuserende tekst
C
Informerende tekst

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Tekstsoort?
A
aankondiging
B
nieuwsbericht
C
artikel
D
oproep

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de tekstsoort?
A
Advertentie
B
Tabel
C
Instructie

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Leesstrategieën: wat is geen leesstrategie?
A
verkennend lezen
B
zoekend lezen
C
onbewust lezen
D
nauwkeurig lezen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen leesstrategie?
A
verkennend lezen
B
globaal lezen
C
intuïtief lezen
D
intensief lezen

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de strategieën is geen leesstrategie?
A
Precies lezen
B
Oriënterend lezen
C
Onderzoekend lezen
D
Globaal lezen

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een tautologie?
A
Een woord in een andere vorm wordt twee keer genoemd met dezelfde betekenis (synoniem).
B
Twee woorden in één zin die allebei een ontkennend zijn.
C
Twee woorden die ten onrechte worden vermengd
D
Een deel van het woord wordt door een ander woord uitgedrukt.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Tautologie
A
blij en verheugd
B
heden en verleden
C
groen gras
D
uren op jou te wachten

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hier een pleonasme?
A
gele kanariepiet
B
mooi boek
C
natte tranen
D
prima start

Slide 39 - Quiz

Jullie
Wat is een tautologie?
A
Ik snoep meestal in de nacht
B
Ik drink nooit tijdens het rijden
C
Ik eet enkel en alleen friet
D
Ik slaap meer dan acht uur

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een pleonasme?
A
Twee woorden die ten onrechte worden vermengd
B
Twee woorden in één zin die allebei een ontkenning zijn.
C
Hetzelfde woord wordt twee keer genoemd met dezelfde betekenis.
D
Een deel van het woord wordt door een ander woord uitgedrukt.

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
D
dino's leefden in een gezin

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit; dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
Doden door stortbuien in China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord/ woordgroep waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

succes met je mondeling!! 
VMBO 4

Slide 46 - Slide

This item has no instructions