What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H 4: Taalverzorging ??????
Hoofdstuk 4
Taalverzorging
1 / 66
next
Slide 1:
Slide
Mens & Maatschappij
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1,2
This lesson contains
66 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoofdstuk 4
Taalverzorging
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
In deze les leer je:
- Ik weet hoe ik werkwoorden met een v of een z moet spellen.
- Ik weet wat zwakke en sterke werkwoorden zijn.
- Ik weet hoe ik de persoonsvorm in de verleden tijd moet spellen.
Slide 2 - Slide
Lezen
Uitleg 1:
De persoonsvorm spellen van werkwoorden
met een v of z
bladzijde 198
Slide 3 - Slide
Maken
Opdracht 1: De persoonsvorm spellen
van werkwoorden met een v of z
bladzijde 199
Slide 4 - Slide
Werkwoorden: zwak of sterk?
Slide 5 - Slide
Werkwoorden: zwak of sterk?
Zwakke werkwoorden
Ver
anderen NIET van klank in de verleden tijd.
Slide 6 - Slide
Werkwoorden: zwak of sterk?
Zwakke werkwoorden
Ver
anderen NIET van klank in de verleden tijd.
Voorbeeld
: Voelen - voelden
Slide 7 - Slide
Werkwoorden: zwak of sterk?
Zwakke werkwoorden
Ver
anderen NIET van klank in de verleden tijd.
Voorbeeld
: Voelen - voelden
Sterke werkwoorden
V
eranderen WEL van klank in de verleden tijd.
Slide 8 - Slide
Werkwoorden: zwak of sterk?
Zwakke werkwoorden
Ver
anderen NIET van klank in de verleden tijd.
Voorbeeld
: Voelen - voelden
Sterke werkwoorden
V
eranderen WEL van klank in de verleden tijd.
Voorbeeld
:
Lopen - liepen
Slide 9 - Slide
Lezen
Uitleg 2:
Zwakke en sterke werkwoorden
bladzijde 199
Slide 10 - Slide
Maken
Opdracht 2: Zwakke en sterke werkwoorden herkennen
bladzijde 200
Slide 11 - Slide
Lezen
Uitleg 3: Zwakke werkwoorden spellen in de V
bladzijde 200
Slide 12 - Slide
't Ex Kofschip
Fietsen
Slide 13 - Slide
't Ex Kofschip
Fietsen - en = Fiet
s
Slide 14 - Slide
't Ex Kofschip
Fietsen - en = Fiet
s
, de s staat in 't ex kofschip, dus ..........
Slide 15 - Slide
't Ex Kofschip
Fietsen - en = Fiet
s
, de s staat in 't ex kofschip, dus fiets
te
Slide 16 - Slide
't Ex Kofschip
Fietsen - en = Fiet
s
, de s staat in 't ex kofschip, dus fiets
te
Branden
Slide 17 - Slide
't Ex Kofschip
Fietsen - en = Fiet
s
, de s staat in 't ex kofschip, dus fiets
te
Branden - en = Bran
d
,
Slide 18 - Slide
't Ex Kofschip
Fietsen - en = Fiet
s
, de s staat in 't ex kofschip, dus fiets
te
Branden - en = Bran
d
, de d staat niet in 't Ex kofschip, dus .........
Slide 19 - Slide
't Ex Kofschip
Fietsen - en = Fiet
s
, de s staat in 't ex kofschip, dus fiets
te
Branden - en = Bran
d
, de d staat niet in 't Ex kofschip, dus brand
de
Slide 20 - Slide
't Ex Kofschip
Nu jij!
Werken
Slide 21 - Slide
't Ex Kofschip
Nu jij!
Werken - en = Wer
k
Slide 22 - Slide
't Ex Kofschip
Nu jij!
Werken - en = Wer
k
, de k staat in 't ex kofschip, dus ......
Slide 23 - Slide
't Ex Kofschip
Nu jij!
Werken - en = Wer
k
, de k staat in 't ex kofschip, dus Werkten
Slide 24 - Slide
't Ex Kofschip
Nu jij!
Werken - en = Wer
k
, de k staat in 't ex kofschip, dus Werkten
Leren
Slide 25 - Slide
't Ex Kofschip
Nu jij!
Werken - en = Wer
k
, de k staat in 't ex kofschip, dus Werkten
Leren - en = Le
r
Slide 26 - Slide
't Ex Kofschip
Nu jij!
Werken - en = Wer
k
, de k staat in 't ex kofschip, dus Werkten
Leren - en = Le
r
, de r staat niet in 't ex=kofschip, dus .........
Slide 27 - Slide
't Ex Kofschip
Nu jij!
Werken - en = Wer
k
, de k staat in 't ex kofschip, dus Werkten
Leren - en = Le
r
, de r staat niet in 't ex=kofschip, dus Leerden
Slide 28 - Slide
hier gebleven
Slide 29 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken:
Slide 30 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Slide 31 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk
Familie + uitje
Karate + examen
Slide 32 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk Barkruk
Familie + uitje
Karate + examen
Slide 33 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk Barkruk
Familie + uitje Famili
eu
itje
Karate + examen
Slide 34 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk Barkruk
Familie + uitje Famili
eu
itje
Karate + examen
Slide 35 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk Barkruk
Familie + uitje Famili
eu
itje
Karate + examen
Slide 36 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk Barkruk
Familie + uitje Famili
eu
itje Familie-uitje
Karate + examen
Slide 37 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk Barkruk
Familie + uitje Famili
eu
itje Familie-uitje
Karate + examen Karat
ee
xamen
Slide 38 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk Barkruk
Familie + uitje Famili
eu
itje Familie-uitje
Karate + examen Karat
ee
xamen
Slide 39 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk Barkruk
Familie + uitje Famili
eu
itje Familie-uitje
Karate + examen Karat
ee
xamen
Slide 40 - Slide
Samenstelling met koppelteken
Koppelteken: -
Bar + kruk Barkruk
Familie + uitje Famili
eu
itje Familie-uitje
Karate + examen Karat
ee
xamen Karate-examen
Slide 41 - Slide
Maken
Opdracht 2: Samenstellingen met een koppelteken maken.
Opdracht 3: Samenstellingen schrijven.
bladzijde 124 en 125
Slide 42 - Slide
Maken
Opdracht 4: Beschrijving met een samenstelling.
bladzijde 125 t/m 127
Slide 43 - Slide
Slide 44 - Slide
Lezen
Uitleg 3: De ik-vorm.
bladzijde 127
Slide 45 - Slide
Maken
Opdracht 5: De ik-vorm van een werkwoord bepalen.
bladzijde 128
Slide 46 - Slide
Lezen
Uitleg 4: De persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd.
bladzijde 128
Slide 47 - Slide
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Peter ........... tegen de voetbal. (schoppen)
1. Bepaal wat de persoonsvorm is.
. Zin vragend maken.
. Zin in andere tijd zetten.
2. Bepaal wat het onderwerp is.
.
Wie/wat + persoonsvorm.
3. Bepaal wat de ik-vorm van het werkwoord is.
.
ik ........
4. Spel de persoonsvorm volgens de regels in het schema.
Slide 48 - Slide
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
De juf ........... een verhaal. (vertellen)
1. Bepaal wat de persoonsvorm is.
. Zin vragend maken.
. Zin in andere tijd zetten.
2. Bepaal wat het onderwerp is.
.
Wie/wat + persoonsvorm.
3. Bepaal wat de ik-vorm van het werkwoord is.
.
ik ........
4. Spel de persoonsvorm volgens de regels in het schema.
Slide 49 - Slide
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
De kinderen ........... door de straat. (rennen)
1. Bepaal wat de persoonsvorm is.
. Zin vragend maken.
. Zin in andere tijd zetten.
2. Bepaal wat het onderwerp is.
.
Wie/wat + persoonsvorm.
3. Bepaal wat de ik-vorm van het werkwoord is.
.
ik ........
4. Spel de persoonsvorm volgens de regels in het schema.
Slide 50 - Slide
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
De clown ........... tegen de kinderen. (lachen)
De jongen ........... tegen zijn moeder. (schreeuwen)
De leerling ............ altijd zijn huiswerk. (maken)
Nu zelf op een blaadje!
Slide 51 - Slide
Maken
Opdracht 6: De persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd.
bladzijde 129
Slide 52 - Slide
Lezen
Uitleg 5: Jij of je achter de persoonsvorm.
bladzijde 129
Slide 53 - Slide
Maken
Opdracht 7: Jij of je en de persoonsvorm.
Opdracht 8: Een tekst in de tegenwoordige tijd schrijven.
bladzijde 129 en 130
Slide 54 - Slide
Afsluiting
Pak je telefoon.
Slide 55 - Slide
Wat zijn lidwoorden?
A
De, het een
B
Ook, de, een
C
De, het, en
Slide 56 - Quiz
Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?
A
Mensen, dingen
B
Dieren, namen
C
Dingen, namen
D
Namen, mensen, dieren, dingen
Slide 57 - Quiz
Wat is een samenstelling?
A
Twee werkwoorden aan elkaar geschreven
B
Twee lidwoorden aan elkaar geschreven.
C
Twee zelfstandig naamwoorden aan elkaar geschreven.
Slide 58 - Quiz
Wat kun je zeggen over dit woord?
Afvalbak
A
Het is een werkwoord
B
Het is een samenstelling
C
Het is een lidwoord
Slide 59 - Quiz
Welke samenstelling is juist?
A
Computer + scherm = computerscherm
B
Hand + doek = handoek
C
Slaap + zak = slaapzak
Slide 60 - Quiz
Welke samenstelling is juist?
A
Thema + avond = Themaavond
B
Live + uitzending = Liveuitzending
C
Judo + oefening = Judooefening
D
Mini + jurk = Mini-jurk
Slide 61 - Quiz
Wat is de ik-vorm van het werkwoord lachen?
A
lacht
B
lachen
C
lach
Slide 62 - Quiz
De docent ........ de leerling een leesbeurt. (geven)
A
geven
B
geef
C
geeft
Slide 63 - Quiz
De kinderen ......... in de speeltuin. (spelen)
A
spelen
B
speel
C
speelt
Slide 64 - Quiz
.......... jij naar de muziek. (luisteren)
A
luisteren
B
luister
C
luistert
Slide 65 - Quiz
.......... je vader naar de muziek. (luisteren)
A
luisteren
B
luister
C
luistert
Slide 66 - Quiz
More lessons like this
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
April 2018
- Lesson with
27 slides
by
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Trede 7, les 4, schrijven, praatte de rechercheur?
March 2022
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
07.04 - h2 - WW-spelling & samenstellingen
April 2021
- Lesson with
50 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
14.04 - h2 - WW-spelling & samenstellingen
April 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Persoonsvormen en 't kofschip
22 days ago
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
les 12 Herhaling werkwoordspelling 20 sept 2022
September 2022
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Spelling van werkwoorden uit het Engels (Hfst. 2)
December 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
werkwoordspelling 't ex-kofschip
September 2023
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1