Voorbereiding toets Grammatica

Nederlands
We starten met lezen.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Nederlands
We starten met lezen.

Slide 1 - Slide

Lesdoel:
In deze les oefenen we alles wat je tijdens de toets moet weten.

Slide 2 - Slide

Hieronder staan vier zinnen. Benoem de zinsdelen van de zinnen. Kies uit:  
pv, wwg, ond, lv, mv en bwb.

Slide 3 - Slide

Gisteren gaf de aardige jongen zijn appel aan het hongerige meisje.

Slide 4 - Open question

Tijdens het doen van de boodschappen verloor Janne haar portemonnee.

Slide 5 - Open question

Hieronder staan vier zinnen. Noteer van elke zin de persoonsvorm, het voltooid deelwoord en de infinitief

Slide 6 - Slide

Het was wel te verwachten dat het zou gaan regenen.

Slide 7 - Open question

Zij heeft een heerlijk maaltje voor hem gekookt.

Slide 8 - Open question

Noteer de persoonlijk voornaamwoorden uit onderstaande zinnen:

Slide 9 - Slide

Ga jij met mij mee naar de speeltuin?

Slide 10 - Open question

U gaat met hem naar het park.

Slide 11 - Open question

Schrijf de nummers van de onderstreepte woorden onder elkaar op. Zet erachter wat voor woordsoort het is. 
Kies uit: hww, zww, lw, bnw, znw, vz, pers. vnw.   

Slide 12 - Slide

Het (1) eekhoorntje (2)
‘Is dit nou een bos?’ vraagt Jip.
‘Dit is een bos,’ zegt moeder.
‘Woont hier de reus?’ vraagt Janneke.
‘Nee, malle(3) meid,’ zegt moeder. ‘Je (4) weet toch
best dat die reus alleen in de verhaaltjes bestaat.’
‘Ja,’ zegt Janneke. ‘Ik weet het best. Maar het is
wel een echt bos.’
Jip en Janneke zijn de hele dag in het bos. Ze
hebben (5) al een hertje gezien(6). Heel in de verte. En
nu wil Jip een eekhoorntje zien. Want die zijn in (7)
bossen.
Hij kijkt naar boven, tussen de takken. Maar hij
ziet geen eekhoorntje

Slide 13 - Slide

1 het =

Slide 14 - Open question

2 eekhoorntje =

Slide 15 - Open question

3 malle =

Slide 16 - Open question

4 je =

Slide 17 - Open question

5 hebben =

Slide 18 - Open question

6 gezien =

Slide 19 - Open question

7 in =

Slide 20 - Open question

Schrijf een zin met een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 21 - Slide

Zin met persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 22 - Open question

Maak een zin met een:
-onderwerp
-lijdend voorwerp
-bwb

Slide 23 - Slide

Zin met onderwerp, lv en bwb

Slide 24 - Open question